
In een debat met de Tweede Kamer op 13 september jl. heeft minister Kajsa Ollongren van BZK toegezegd dat ze zal onderzoeken of het klopt dat gemeenten last van vertraging en ingewikkelde procedures hebben bij de toepassing van de Ladder Duurzame Verstedelijking. Deze toezegging deed zij naar aanleiding van een door Kamerlid Ronnes (CDA) ingediende motie om de duurzaamheidsladder niet meer toe te passen voor het onderdeel wonen.
]
Zonder ladder gaan niet automatisch alle remmen los
Het debat verliep zeer merkwaardig. Tegenstanders van de motie van de heer Ronnes zoals D66 en Christen Unie, deden het voorkomen dat alle remmen los zouden gaan bij gemeenten als het thema wonen uit de Ladder zou worden geschrapt. Dat is uiteraard niet aan de orde. In de eerste plaats niet omdat ook zonder Ladder gemeenteraden in het algemeen zorgvuldig zullen afwegen of ze buitenstedelijk bouwen en wonen moeten toestaan. Daarnaast blijven provincies verantwoordelijk voor een evenwichtige afweging in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ of het door de gemeente voorgelegde bestemmingsplan aan de daarbij behorende criteria voldoet. Als het goed is, is dat een integrale afweging van alle belangen en niet alleen het rigide voorrang geven aan bouwen binnen bebouwd stedelijk gebied.
Integrale afweging komt zonder ladder beter tot z’n recht maar is minder eenzijdig
Juist die integrale afweging moet terugkomen. Niet langer dus het voorrang-regeltje.
Daarbij zijn ook hele praktische aspecten aan de orde. Veel plannen voor het binnenstedelijk bouwen van woningen duren lang. Onderzoek toont aan: gemiddeld 16 jaar. Gemiddeld, vaak dus heel wat langer. Een voorbeeld: als, zoals nu in de plannen van de gemeente Amsterdam is voorzien, het huidige bedrijventerrein Havengebied moet worden getransformeerd naar een nieuwe stadswijk, dan gaat er echt een hele lange periode overheen voordat daar woningen worden opgeleverd. Als het al ooit gaat plaatsvinden. Volgens de huidige laddersystematiek is er dus voor 30.000 tot 50.000 woningen binnenstedelijke ruimte en zou een buitenstedelijke nieuwbouwwijk als IJburg (indien nu actueel) niet door de laddercriteria komen. Vreemd natuurlijk. De volgorde: eerst binnenstedelijk en pas als daar geen ruimte meer is buitenstedelijk houdt onvoldoende rekening met het verschil in tempo van de ene locatie ten opzichte van de andere.
Laddervolgorde leidt tot miskleunen in de planning
Zolang er in potentie ruimte is voor woningen in bijvoorbeeld Haven-Stad zou volgens de Ladder niet elders buitenstedelijk mogen worden gebouwd. Dat dat niet houdbaar is, blijkt uit de MRA-plannen waarbij naast het binnenstedelijke Haven-Stad het buitenstedelijke Pampus-Almere als bouwlocatie wordt genoemd. Op kleinere schaal kan dat ook aan de orde zijn. In de Alkmaarse regio wordt stevig ingezet op de transformatie van de binnenstedelijke Kanaalzone. Maar dat gaat nog zoveel jaren duren dat het onverantwoord zou zijn om in de regio niet tegelijk buitenstedelijke ontwikkelingen op gang te brengen. De voorkeursvolgorde van de Ladder leidt tot miskleunen in de planning.
Nu de Minister dus aan de Tweede Kamer de toezegging heeft gedaan om na te gaan of gemeenten zich belemmerd voelen in hun plannen door de Ladder Duurzame Verstedelijking is het verstandig om juist het genoemde ‘volgorde-aspect’ mee te nemen. Daarnaast doen gemeenten er verstandig aan om niet af te wachten of zij zullen worden bevraagd over dit probleem. Hun belangenorganisatie VNG heeft wel heel erg de oren laten hangen naar de grotere steden. Die hebben, waarschijnlijk puur om concurrentieredenen (alles moet bij ons), de neiging om alle kaarten te zetten op binnenstedelijk bouwen. De VNG-lobbyist bij de Tweede Kamer (ja, die bestaat) liet een dag voor het Kamerdebat aan alle betrokken Kamerleden weten dat de VNG vindt dat 80 tot 100 procent van de woningbouw binnenstedelijk kan worden gerealiseerd. Zo worden gemeenten tegen elkaar uitgespeeld.
De VNG laat wel heel erg de oren hangen naar de grotere steden
Als de VNG de meningen van de gemeente op dat punt heeft onderzocht, ben ik wel erg benieuwd naar dat onderzoek. Het is dus te hopen dat de minister de gemeenten zelf benadert en niet via de VNG.
Ook bij het IPO is nauwelijks een onbevooroordeeld standpunt over de Ladder te verwachten. De overheersende mening daar is dat het Ladderinstrumentarium intact moet blijven. Een aantal provincies heeft zelfs een strengere Ladder dan het Rijk voorschrijft. Een geheel andere aanpak heeft de gedeputeerde van de provincie Overijssel, Monique van Haaf, die gemeenten met raad en daad terzijde staat om op rationele wijze en zonder ingewikkeldheden te zorgen voor voldoende woningbouwproductie. Gelukkig zijn er ook signalen uit enkele andere provincies dat ze die kant op willen.
Maar voor gemeenten die elke keer botsen op de Ladder: trek zelf aan de bel. Schagen, Heerhugowaard, Alphen aan de Rijn, Nieuwkoop en veel andere gemeenten: geef dat signaal door. Schrappen van het onderdeel wonen uit de Ladder kan ook een enorme kostenbesparing betekenen: een hele bedrijfstak van adviesbureaus heeft zich op dit onderwerp geworpen. In 2018 ging het om zo’n 4000 plannen waarvan moest worden beoordeeld of ze Ladderplichtig waren.
Jos Feijtel
joz.feijtel@gmail.com