
Auteur Cees-Jan Pen
Dr. Cees-Jan Pen is lector De Ondernemende Regio bij Fontys Hogescholen.
Het concept van de nationale omgevingsvisie – een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving – is een inspirerende, maar ook agenderende verrassing over waar en hoe ruimte voor wonen en werken moet worden gevonden. Niet de economie en het vestigingsklimaat zijn leidend, maar een afgewogen en integrale duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Er is terecht afscheid genomen van het te dominante topsectorbeleid in de ruimtelijke ordening, alleen ontbreekt nog een wenkend alternatief.
Dit artikel verscheen eerder in ROm 7-8, juli 2019. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Wordt nu abonnee!
Het Rijk heeft met deze duurzame visie een stap gezet om het ruimtelijk domein weer de plek en positie te geven die het verdient. Een knap staaltje werk om in deze complexe en dynamische tijd met veel onzekerheden toch een wenkend integraal perspectief neer te leggen waarin duurzaamheid echt serieus wordt genomen. De gedachte van duurzame verstedelijking loopt door de gehele visie heen. Of zoals ik onze studenten Vastgoed & Makelaardij vertel: transformeren en herbestemmen is het vak van de toekomst. De opstellers tonen een hoge mate van ruimtelijke diplomatie. Zo wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking, die door de bouw en vastgoedwereld vaak als kwade genius achter alle woningnood en andere bouwellende wordt gezien, niet expliciet genoemd. Toch is deze wel degelijk leidend. De NOVI zet terecht fors in op het beter, anders en slimmer gebruiken van de bestaande bebouwde omgeving en infrastructuur.
Koersvast, duurzaam realisme
Het is nogal wat om een ruimtelijke visie te maken waarin de volgende zaken een plek moeten krijgen: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie in het kader van de klimaatbestendige delta; duurzaam economisch groeipotentieel, zowel duurzaam, concurrerend als circulair met nadruk op vestigingsklimaat en quality of life; sterke en tegelijk gezonde steden en regio’s, met robuuste verbindingen en toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Daarbij hebben combinaties van functies de voorkeur boven de enkelvoudige functie, staan de kenmerken en identiteit van een gebied centraal en wordt afwentelen voorkomen.
’De tijden van het oude top-down VROM-denken zijn echt voorbij’
Het is logisch dat qua uitvoering stevig wordt ingezet op samenwerking met alle publiek en privaat betrokkenen in de fysieke leefomgeving. De tijden van het ‘oude top-down VROM-denken’ zijn echt voorbij. Natuurlijk is de uitvoeringsparagraaf de achilleshiel van de visie, omdat lokale en regionale overheden in de lead zijn. Daar ligt ook de bal sinds de ingezette decentralisatie van de ruimtelijke ordening; koersvast, duurzaam ro-realisme derhalve. Het is goed dat de NOVI niet meegaat in de toenemende paniekerige roep om rijksingrijpen vanwege bijvoorbeeld de druk op de woningmarkt. Een snelle blik op de provinciale bestuursakkoorden die er al liggen, leert dat deze prima aansluiten op de duurzame ambities van de NOVI. Provincies hebben immers een sterke rol wat betreft het monitoren en opstellen van de regionale woningbouwprogrammering.
Rust aan de kust
Het dominante topsectordenken in de ruimtelijke ordening is passé. De afgelopen jaren werden ruimtelijke kaarten te veel gedomineerd door economisch denken, met de topsectoren als leidraad. Dit resulteerde in een wildgroei aan valleys, hotspots, campussen en andere ‘topsector-uitingen’. Het is een verademing dat hier in de NOVI betrekkelijk weinig over staat vermeld. Natuurlijk moet de rijksoverheid de randvoorwaarden in de leefomgeving blijven creëren die ervoor zorgen dat het ruimtelijk-economische vestigingsklimaat aantrekkelijk is en blijft. Daarbij hoort ook het stimuleren van clustervorming en samenwerking tussen bedrijven, kennisinstituten, fieldlabs, start-ups en onderwijsinstellingen, zoals wordt aangegeven in het topsectoren- en innovatiebeleid. Dit is een sterke stimulans voor de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën en de groei van nieuwe bedrijvigheid. Het is alleen niet langer leidend, maar gewoon een aspect om rekening mee te houden.
’Het Kustpact wordt stevig omarmd en vormt zelfs het model voor alle omgevingsagenda’s’
De NOVI zorgt voor de noodzakelijke rust aan de kust. Deze omgevingsvisie breekt een lans voor het economisch en ecologisch belang van een open landschap en behoud van landschappelijke kwaliteit. Het zogenaamde Kustpact wordt stevig omarmd en vormt zelfs het model voor alle omgevingsagenda’s die landsdekkend worden gemaakt. Hierin draait het om het vastleggen en uitvoeren van afspraken tussen partijen voor het vinden van een goede balans tussen bescherming en behoud van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone enerzijds en de ontwikkeling van de kustzone anderzijds. De tijd voor te grote bouwwoede, dorpsdenken en kortetermijndenken langs de kust is voorbij. Nu moet het Kustpact alleen nog gaan gelden voor onder meer de waardevolle binnenwateren in met name Zeeland.
Grenzen aan vermenging en verdichting
De NOVI agendeert het knelpunt tussen stedelijke verdichting, energietransitie en de circulaire economie. De signalering dat een duurzame, circulaire economie milieuoverlast en ruimtebeslag met zich meebrengt, is een terechte. Dit komt door de omgevingsveiligheid en milieurisico’s die ook aan de circulaire economie verbonden zijn. In tegenstelling tot veel, weinig integrale woningbouw gedreven plannen om de waterfrontpotentie van havengebieden te benutten, pleit de NOVI voor een integrale afweging van wonen en werken. Letterlijk wordt gesteld dat ‘… met de beschikbare milieuruimte voor industrie, transport en distributie en andere economische clusters zorgvuldig moet worden omgegaan. De ruimte die nu in gebruik is voor industrie- en havenfuncties moet beschikbaar blijven voor de genoemde transitie, tenzij alternatieven beschikbaar komen. [...] Het toekomstig benodigde ruimtegebruik is onzeker. Waar nodig stellen de decentrale overheden extra ruimte beschikbaar voor de verdere ontwikkeling en omschakeling naar een duurzame, circulaire economie van: de vijf energie-intensieve industrieclusters (Rotterdamse haven/Rijnmond, Amsterdamse haven /IJmond/ Noordzeekanaalgebied, Eemshaven/Delfzijl, Vlissingen/ Terneuzen, en Chemelot/Zuid-Limburg), onze lucht- en overige zeehavens, Brainport Eindhoven, de greenports en de digitale (internationale) infrastructuur, inclusief datacenters.’ Toch staat deze notie in de omgevingsvisie zelf op gespannen voet met passages over grootschalige ontwikkellocaties binnen de meest gespannen woningmarktregio’s. Zo botst het plan Havenstad, net als de plannen in Amsterdam-Noord, met de NOVI-ambities dat er ruimte moet zijn voor de circulaire economie.
Mismatch vraag en aanbod winkelruimte
Teleurstellend en tekenend voor het gebrek aan een ruimtelijk-economisch perspectief is hoe weinig wordt gezegd over gewone werk-, winkel- en kantoorlocaties waar toch zo’n twee derde van de banen en bedrijven is gevestigd. Wat betreft winkellocaties wordt vooral geconstateerd dat er een mismatch is tussen vraag en aanbod aan winkelruimte. Er lijkt geen gebruik te zijn gemaakt van de bevindingen en ambities van de landelijke Retailagenda en dat is vreemd. Voorbij wordt gegaan aan het feit dat in een groot deel van de binnensteden en ook wijkcentra de komende jaren sprake zal zijn van minimaal 20 tot 25 procent minder winkels. Deze magere winkelparagraaf is extra vreemd omdat wel wordt erkend dat een kloppende binnenstad van groot belang is voor de quality of life en het vestigingsklimaat van een gebied.
’Te weinig nadruk op de ongezonde toestand van de kantorenmarkt’
Te weinig nadruk ligt in de NOVI op de ongezonde toestand van de kantorenmarkt in een zeer groot deel van het land. De passage ‘er is nog steeds sprake van forse leegstand op diverse plekken’ is een understatement. Tegelijkertijd wordt namelijk gesteld dat sommige bedrijven en instellingen geen passende gebouwen kunnen vinden en dat op gewilde locaties sprake is van tekorten. Tevens is er een gebrek aan courante, bij de actuele vraag passende gebouwen. Dat klopt, maar dit betreft slechts enkele unieke knooppuntlocaties zoals Schiphol, Hoofddorp, de Zuidas en stationszones in gewilde steden als Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Den Bosch, Eindhoven.
Verdozing van het landschap
Meest zorgelijk zijn de schrale, haast obligate passages over bedrijventerreinen en verdozing die niet verdergaan dan dat vraag en aanbod niet altijd goed op elkaar zijn afgestemd en dat de vraag naar bedrijfslocaties nog verder zal toenemen. In verschillende provincies is het aanbod veel groter dan de vraag of voldoet het aanbod niet aan de gewenste kwaliteit. Bedrijventerreinen zijn dikwijls verouderd en niet goed aangesloten op het hoofdwegennet. Je zou in een NOVI, die zo gaat voor duurzame ontwikkeling, meer verwachten aangezien wel wordt erkend dat de bedrijventerreinmarkt allesbehalve duurzaam is. Er is namelijk weer vraag naar nieuw, er is ook het nodige overaanbod en dertig procent van de terreinen is verouderd. Dit is niet bepaald een toekomstbestendige markt. We moeten wat dit betreft de hoop maar vestigen op studies die binnenkort verschijnen vanuit de rijksadviseurs over de dreigende verdozing als gevolg van een te uitbundige uitleg van nieuwe bedrijventerreinen en te weinig aandacht voor het beter benutten en gebruiken van bestaande terreinen.

