
Auteur Marcel Bayer
Terwijl het kabinet nog druk bezig is om de stikstofcrisis te bezweren door boeren uit te kopen, is er nog geen zicht op een veel duurzamer werkende agrarische sector. De grondgebonden landbouw beslaat 60 procent van ons grondgebied. De veehouderijsector heeft met 46 procent van de stikstofuitstoot verreweg het grootste aandeel in de stikstofcrisis. Deze is terug te voeren tot jarenlange overbemesting van de landbouwgronden. Hoe kunnen we de bodemkwaliteit van dit land herstellen, niet in het minst ten behoeve van de Natura 2000-gebieden?
Dit is het tweede deel van het artikel in ROm 1-2, februari 2020. Het eerste deel verscheen in de nieuwsbrief van vorige week. ROm is gratis voor ambtenaren in de fysieke leefomgeving. Word nu abonnee.

Uitweg
In de tabel staan de
bijdragen van diverse activiteiten aan de stikstofdepositie. De intensieve
veehouderij, bron van 46 procent van de stikstofdepositie, stoot vooral
ammoniak (NH3) uit, dat afhankelijk van de wind over enkele
tientallen kilometers van de bron kan neerslaan.
De uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door het wegverkeer, de
luchtvaart en de industrie wordt over grotere afstanden verspreid[1].
Bovendien komt 32 procent van de depositie uit het buitenland. Alle
natuurgebieden ondergaan hiervan de negatieve effecten.
Voor een definitieve oplossing van het stikstofprobleem is een langetermijnvisie nodig met daarin de onderstaande elementen.
- pak de structurele mestoverschotten aan
Verminder de bemesting van de bodems in Nederland zodanig dat het evenwicht wordt hersteld tussen het opnamevermogen van de bodems en de jaarlijkse onttrekking van nutriënten door de gewassen. Daarmee dringen we de verzuring van bodem en grondwater terug. Dit betekent extensivering van de grondgebonden veehouderij.
2. Aandachtspunten voor de ruimtelijke ordening
Op nationaal niveau moet de vraag beantwoord worden hoeveel land voldoende is voor de essentiële maatschappelijke functies in ons land en wat we verstaan onder ‘goed beheer’. Aandachtspunten daarbij:
- Een zekere inperking van het areaal landbouwland ten gunste van de oppervlakte natuur draagt bij aan een duurzame oplossing van het stikstofvraagstuk.
- De Ecologische Hoofdstructuur, die volgens het Natuurbeleidsplan (1990) in 2018 gereed had moeten zijn, moet alsnog worden voltooid, inclusief het Oostvaarderswold (1800 hectare landbouwgrond), die de Oostvaardersplassen met de Veluwe zou verbinden.
- Beslis over de toekomst van de veenweidegebieden in Holland en Fryslân: stop het diepe ontwateren en daarmee de verdere bodemdaling en CO2-uitstoot. Extensiveer samen met de boeren het beheer, zodat veehouderij samengaat met ontwikkeling van de biodiversiteit.
- Regel de planologische reservering van zones rond de Natura 2000-gebieden, waarin het beheer wordt afgestemd op de wenselijke overgang van gangbare landbouw naar natuurinclusieve landbouw.
OVERWEEG TOCH WEER INPOLDERING VAN DELEN VAN HET MARKERMEER
- Overweeg inpoldering van delen van het Markermeer. De Markerwadden laten zien dat er voor de biodiversiteit in het Markermeergebied veel winst valt te behalen. Inpoldering kan ook betekenisvol zijn voor reallocatie van functies in de Metropoolregio Amsterdam. Denk aan functies, die op het ‘oude land’ moeilijk inpasbaar zijn, zoals de luchthaven Lelystad. Daarmee komt ook weer ruimte vrij voor aan landbouw of natuur.
- Overleg met de Europese Commissie over het aanpassen van de gebiedsbegrenzing van Natura 2000-gebieden indien daarmee meer biodiversiteit op doelmatiger wijze kan worden hersteld.
3. Ontwikkel ‘landbouw zonder grond’ naast extensieve grondgebonden landbouw
Indien de samenleving kiest voor de combinatie van een moderne exportgerichte landbouw en herstel van de biodiversiteit en de nationale bodemkwaliteit, dan ligt de ontwikkeling van meerdere soorten landbouw voor de hand.[2]
De grondgebonden akkerbouw en veehouderij moeten extensiveren, zodat de overbemesting van de bodems kan stoppen. Om concurrerend te blijven, is schaalvergroting, modernisering (hightech, automatisering) en het optimaliseren van de landinrichting van de bedrijven essentieel. Voor deze sector moeten de beste gronden worden gereserveerd (circa 1,5 miljoen hectare van de in totaal 1,85 miljoen hectare landbouwgrond in Nederland).
De niet-grondgebonden
veehouderij en tuinbouw kunnen onder voorwaarden verder groeien. Daarbij
gaat het om ‘slimme’ en kapitaalintensieve teelten, geconcentreerd in
gebouwencomplexen op bedrijventerreinen, een aantal hiervan bij voorkeur
gesitueerd nabij (zee)havens. Deze teelten kennen een gesloten kringloop. De
overtollige mest wordt zodanig gerecycled, dat deze kan worden verkocht aan
afnemers in binnen- of buitenland.
DE NEDERLANDSE LANDBOUW KAN ZICH VERDER PROFILEREN ALS KRAAMKAMER VAN DE WERELDLANDBOUW
De Nederlandse landbouw kan zich verder profileren als ‘kraamkamer van de wereldlandbouw’. De productieomstandigheden zijn hiervoor in Nederland nog altijd bijzonder goed. De overheid moet deze transitie stimuleren met (Europese) subsidies, gebiedsontwikkelings- en ruilverkavelingsprojecten.
4. De boer als beheerder van de groene ruimte
Een andere groep van boeren moet de groene ruimte van alle Nederlanders gaan beheren. Het gaat om waardevol agrarisch cultuurlandschap of om marginale veen- en kleigronden, die door bodemdaling relatief nat zijn[3]. Deze gronden vormen vaak een bufferzone rond kwetsbare natuurgebieden of worden gewaardeerd als recreatief uitloopgebied nabij de steden. De samenleving en soms ook de natuurbeheerder moeten wel garant staan voor een redelijk inkomen voor deze ondernemers.
5. De kwaliteit
van onze landbouwbodems
Met het
terugdringen van de stikstofuitstoot en de overbemesting wordt het herstel van
de biologische en de chemische kwaliteit van de landbouwbodems mogelijk.
Daarnaast doet zich verspreid degradatie van de fysieke bodemkwaliteit voor, bijvoorbeeld door het gebruik van
zware landbouwwerktuigen. In het kader van het Nationaal Programma
Landbouwbodems vindt onderzoek plaats naar innovatieve landbewerkingsmethoden.
De minister van LNV overweegt de pachtregelgeving zodanig aan te passen dat er
concrete afspraken in pachtovereenkomsten kunnen worden opgenomen, die gericht
zijn op goed bodembeheer (zie haar ‘Hoofdlijnenbrief herziening pachtbeleid’,
22 maart 2019).
6. Eerlijk delen
van winst in de agrarische keten
Er is een herschikking nodig van de positie van de fabrikanten van veevoeders
en ‘gewasbeschermingsmiddelen’, van de banken, van de voedingsmiddelenindustrie
en de supermarktketens. Zij zouden de boeren financieel moeten steunen bij hun
transitie naar een meer extensieve bedrijfsvoering. De consument zal dit
natuurlijk gaan merken: een aantal producten in de schappen zal duurder worden.
7. Kringlooplandbouw binnen de Green Dal
De Europese Commissie kan de oplossing van het stikstofprobleem onderdeel maken van The Green Deal, die Europa binnen dertig jaar klimaatneutraal moet maken. Hierbinnen kan de ambitie van Carola Schouten om kringlooplandbouw te organiseren, worden verwezenlijkt. Maar een duurzaam producerende agrosector moet wel beschermd worden tegen oneigenlijke concurrentie van buiten de Europese Unie.
[1] Suggesties dat het uitplaatsen van intensieve veehouderijen uit de directe omgeving van Natura 2000-gebieden de oplossing is, lijken eraan voorbij te gaan dat stikstofoxiden (NOx) over grote afstanden kunnen worden getransporteerd.
[2] Zie hiervoor: ‘Meerwerk’, advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief, VROM-raad, advies 042, Den Haag, 2004. Zie https://www.rli.nl › publicaties › advies › meerwerk
[3] In totaal is er nog 270.000 hectare veenweidegebied, waarvan het behoud een minder diepe ontwatering vereist. Zie Beleidsprogramma Biodiversiteit/…/Veenweidegebieden (www.Biodiversiteit.NL)