Dit stuk verscheen eerder in het themanummer Grensregio's - Een kantelend perspectief van vakblad ROm. Zie kader. ROm is gratis voor ambtenaren en politici in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem een (thuis-)abonnement.
Grenzen zijn best gek. Zonder het door te hebben wandel je er in veel plekken in Nederland zo overheen en ben je in Duitsland of België, maar dat heb je die eerste stappen helemaal niet door. Pas bij het eerste straatnaambordje, of bij de eerste begroetingen met voorbijgangers begint het te dagen: je bent in een ander land. En toch. De voor het oog onzichtbare grenzen oefenen grote invloed uit op hun omgeving.
De kloof groeit
Langs de Nederlandse grens liggen zeven provincies, met meer dan honderd gemeenten en zes miljoen inwoners. Voor deze mensen liggen allerhande kansen net over de grens. Denk aan werk, ondernemen of studie. Maar vooralsnog worden die grenskansen onvoldoende benut, schrijft BZK-staatssecretaris Raymond Knops in zijn Kamerbrief over zijn beleid voor de grens- en krimpregio’s, die de veelzeggende kop Groeien aan de grens heeft meegekregen.
Sterker nog: ondanks steeds verder gaande Europese integratie, met vrij verkeer van goederen, diensten en personen, groeit de kloof tussen Nederlandse grensregio’s en economische krachtpatsers Noord- en Zuid-Holland en Brabant. Dat verschil tussen de succesvolle Randstad en de minder succesvolle grensregio’s is geen toevalligheid. Geografische, culturele en institutionele factoren spelen een rol.
Vier jaar beleid voor de grensregio’s op de kaart. Beeld Ministerie van BZK
Ook de grensgebieden hebben veel te bieden
Het contrast tussen ’s lands grensgebieden en de Randstad is groot. De dynamiek en veelzijdigheid van de grote steden in het westen, waar het economische zwaartepunt ligt, heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht op investeringen en talent. Bijgevolg gaat de meeste aandacht van het Rijk naar het bereikbaar, leefbaar en betaalbaar – denk aan wonen - houden van dit ruimtelijk-economische kerngebied.
Maar ook de grensgebieden hebben veel te bieden. We citeren uit de brief: ‘Als je met een drone over deze gebieden zou vliegen, zou je stedelijk gebied zien, met groene vlakken daartussenin. Wegen, rails, fiets- en wandelpaden die er als een fijnmazig net overheen liggen. Je ziet bedrijven en kantoren in alle soorten en maten: de havens van Gent-Terneuzen, de industrieën van de Euregio, en de mensen die zich hiertussen bewegen. Vanuit Duitsland alleen al steken dagelijks bijna 43.000 werknemers de grens over voor hun werk in Nederland (andersom 9.000), vanuit België bijna 41.000 (andersom 12.000), zo bracht het CBS in kaart. Maar wat je niet heel duidelijk zult zien, is de grens zelf. Maar toch is die grens er wel, en hij werpt belemmeringen op.’
Treinen rijden nog altijd mondjesmaat over de grens, rivieren zijn niet altijd goed overbrugd, om in Duitsland te werken moet je Duits spreken, voor Wallonië is Frans geen overbodige luxe, en hoe zit het eigenlijk met je pensioenopbouw als je in Luik een baan hebt? Dit zijn wel overkombare problemen. Met voldoende Rijksaandacht en goede samenwerking tussen Nederland en haar buurlanden is regionaal succes maakbaar.
Themanummer grensregio’s
ROm, vakmagazine voor de fysieke leefomgeving, besteedt de dubbeldikke zomereditie aan de grens- en krimpregio’s. De ‘periferie’, zoals onze nationale onderzoekers en beleidsmakers die gebieden plachten te noemen. Zo zien ze het zelf in die regio’s geenszins. En ook vanuit het Rijk is de afgelopen periode sprake van een andere kijk op wat er in die gebieden speelt en hoe de uitdagingen daar te ondersteunen. Vanuit acht regiodeals wordt gewerkt aan sociale- en economische structuurversterking, en aan versterking van de grensoverschrijdende samenwerking. ROm heeft een rondje grensregio’s gedaan en doet verslag van de bevindingen. ROm is gratis voor ambtenaren en politici in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem een thuisabonnement.
Een beperkte blik
De beleidsgeschiedenis voor de grensregio’s is echter tumultueus en wispelturig. Journalist en geograaf Floor Milikowski schetst een mooi overzicht in haar boek Een klein land met verre uithoeken. Een veelzeggende titel. Ondanks de kleine afstanden in ons land, liggen sommige regio’s ‘ver weg’ voor de gemiddelde Amsterdammer, Utrechter, Rotterdammer of Hagenaar.
Na de Tweede Wereldoorlog werd volop geïnvesteerd in zwakkere regio’s, maar in de jaren ’80 sloeg dat om. In die periode onderging Nederland een ingrijpende transitie. De globalisering bereikte ook ons. Het kleine, laaggelegen en vlakke land moest wereldwijd gaan concurreren, een kenniseconomie worden en internationale bedrijven aantrekken. Een sentiment dat vandaag de dag nog steeds voortleeft, getuige een metafoor als ‘de BV Nederland’. Die insteek vertaalde zich naar een inzet op de economische winnaars, en minder oog voor de verliezers. ‘Don’t back the losers, but pick the winners,’ zei voormalig Shelltopman Gerrit Wagner erover, naar aanleiding van het onderzoek dat zijn Commissie Wagner deed naar de toekomst van de Nederlandse economie. Ruud Lubbers nam het advies gretig over.
Tot nog vrij recentelijk werd geloofd in de kracht van trickle-down-effecten. Zwakke gebieden zouden veel meeprofiteren van investeringen in sterkere regio’s, dus was het prima om primair op die sterke regio’s te focussen. Een grote misvatting, berekende het PBL in 2019. Het planbureau veegde de vloer aan met de trickle-down-filosofie en stelt dat er ‘zeer weinig’ aanwijzingen zijn dat zwakke regio’s daadwerkelijk meeliften op het succes van sterkere regio’s.
De verslapte beleidsaandacht van de afgelopen decennia voor de grensgebieden zit ook in taalgebruik. Het CBS deelt Nederland op in de macroregio’s Randstad, intermediaire zone en periferie. Een handige indeling voor statistici, verder problematisch. Want de indeling hint naar een hiërarchie, waarbij de Randstad het letterlijke middelpunt is. Hoe verder daar vandaan, hoe minder relevant, zo lijkt de indeling te zeggen.
In de grensregio’s ergeren ze zich er mateloos aan. ‘Alsof de wereld hier ophoudt’, verzucht Enschedees burgemeester Onno van Veldhuizen. ‘Terwijl als je uitzoomt en Europees kijkt, liggen de meeste grensgebieden hartstikke centraal. Nee, de echte provincialen zitten in de Randstad.’ Verderop in dit themanummer vertelt hij over de contacten met de Duitsers in Noordrijn-Westfalen, en de talrijk samenwerkingsvoorbeelden die er al zijn.
‘De echte provincialen zitten in de Randstad’
Verder naar het zuiden, in Parkstad Limburg, hebben ze na vijftig jaar regionaal beleid in verband met de mijnsluitingen nog steeds een haat-liefdeverhouding met Den Haag. Heerlen en Kerkrade maken deel uit van het daily urban system van Aken. Het is één grote agglomeratie. Als je de talrijke institutionele belemmeringen die er nog zijn zou wegnemen, staat Parkstad in één klap bij de tien economische kerngebieden van Nederland.
De negatieve spiraal doorbreken
Investeren in grensregio’s is geen overbodige luxe. Het is niet wenselijk en reëel om enkel in de ‘winnaars’ te investeren, horen we tijdens ons bezoek aan verschillende regio’s van bestuurders en beleidsmakers die we spreken. De bewoners van de grensregio’s hebben vaak een sterke binding met hun omgeving, persoonlijke geschiedenissen voeren generaties terug, de regio is een thuis. Dan moet je dus zorgen dat er een bepaalde bestaanskwaliteit behouden blijft in het krimpende en economisch minder slagvaardige gebied. Doe je dat niet, dan ontstaat een ‘economie van onvrede’. De grensregiobewoners voelen dan zich vergeten door het verre ‘Den Haag’, sentimenten die je nu al terugziet in verkiezingsuitslagen. Meer dan gemiddeld brengen grensregiobewoners een antistem uit, op populistische partijen.
Dat is nog maar de politieke dimensie. Veel relevanter, en uiteindelijk de voedingsbodem voor het kiesgedrag, is de sociale en economische situatie. Het gemiddeld inkomen, het opleidingsniveau, de arbeidsmarktperspectieven; ze liggen steevast een stuk lager dan in andere delen van het land. Als je niet investeert in grensregio’s, ontstaat een vicieuze cirkel en zakken ze, ondanks de onvermoeide inzet van lokale bestuurders, ambtenaren, bewoners en ondernemers, verder af. Dat is onwenselijk en onnodig.
Niet alle grensregio’s zijn over één kam te scheren. Er zijn er die met structurele krimp te maken hebben en waar economische alternatieven niet een-twee-drie voor het oprapen liggen. Grensoverschrijdende samenwerking kan een oppepper geven, maar er zijn toch echt investeringen nodig om werkgelegenheid te schepen. Dat niets onmogelijk is laat het particuliere initiatief Holwerd aan Zee in Noord-Friesland zien. Het vereist wel een meedenkende en meefinancierende overheid op alle niveaus.
Er zijn grensregio’s waar krimp en beeldvorming een serieuze uitdaging vormen, maar waar zeker economische potentie zit om de negatieve spiraal te doorbreken. We zien bijvoorbeeld in Zuid- en Oost-Drenthe en in de Achterhoek hoe overheden, bedrijfsleven, de onderwijs- en zorgsector eendrachtig samenwerken om de kansen die er liggen te benutten.
En er zijn grensregio’s, zoals Twente, Noord- en Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen, met gunstige condities voor duurzame economische ontwikkeling, en waar het echt gaat om investeringen in infrastructuur en het wegnemen van institutionele belemmeringen.
Eenduidige en langjarige Rijkssteun
Opmerkelijk is de energie en de potentie in tal van grensregio’s voor de groene en digitale economie. Zo willen de grensregio’s in Noord-Nederland vol gaan voor de waterstofeconomie en komen we in Oost-Nederland veel initiatieven voor de circulaire economie tegen. Tijdens de kabinetsformatie hebben provinciale bestuurders in beide landsdelen de informateur en formerende partijen onder de aandacht gebracht hoe de grensregio’s hun bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van een serie immense nationale ruimtelijke uitdagingen. Meest urgent zijn de stikstof- en de woningbouwcrisis.
De grensgebieden hebben de ruimte, die West-Nederland niet meer heeft, om daarop in te spelen. Op de langere termijn speelt de klimaatadaptatie. De Enschedese burgemeester Van Veldhuizen is er uitgesproken over: ‘Hoelang nog blijf je miljarden euro’s investeren in het oplossen van de congestie en de veiligheid in het al overvolle, dalende westen van het land, terwijl de oplossingen ‘om de hoek’ liggen’.
Veel energie en de potentie in tal van grensregio’s voor de groene en digitale economie
Unaniem zijn betrokkenen in de grensregio’s te spreken over de hernieuwde aandacht van het Rijk, zoals verwoord en uitgevoerd in het kabinetsbeleid voor de grensoverschrijdende samenwerking en de acht regiodeals. Van verschillende bestuurders horen we dat ze voor het eerst meemaken dat er waarachtige betrokkenheid is vanuit ‘Den Haag’. Ze hebben het over de persoonlijke inzet van staatssecretaris Knops en zijn team bij BZK, en de lijnen naar de andere departementen die daardoor zijn versterkt. Ook vanuit het parlement is er meer aandacht voor de uitdagingen en kansen in de grensregio’s.
Wat provinciale en gemeentelijke bestuurders en partijen het meest aanspreekt is de werkwijze: ze zitten op basis van gelijkwaardigheid aan tafel met de vertegenwoordigers van het Rijk. Regionaal beleid 3.0 dus.
Waar het nu op aan komt, is doorpakken. Het geld uit de regiodeals is voor de periode tot en met 2022. Alle betrokkenen die we voor dit ROm-themanummer spraken, benadrukken het belang van structurele en langjarige inzet. De grensregio’s kunnen het, zeker na jaren verwaarlozing, niet alleen.