Het recente rapport van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) is het zoveelste signaal over de slechte stand van de natuur in Nederland. De aanpak die we hebben, helpt onvoldoende. Het beleid werkt niet. Dat moet anders.
Door Gerard van Santen, adviseur Over Morgen. Deze column staat in de nieuwe editie (mei) van ROm, vakmaandblad voor de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren in dat domein. Neem een thuisabonnement.
Ons Nederlandse natuurbeleid is sterk gericht op het meten van resultaten en behalen van doelstellingen. Het is een aanpak die uitgaat van controleren en daarmee ook van wantrouwen. Waar in de benadering is de positiviteit, de kracht en schoonheid van de natuur, die juist in de afgelopen twee coronajaren zo zijn waarde bewees. Neem dat als uitgangspunt.
In het recente derde rapport van het IPCC over het behalen van de klimaatdoelstellingen staat het ook: mensen geven meer om het klimaat dan we denken en zoeken naar mogelijkheden om hun gedrag aan te passen. In het beleid ontbreekt de aansluiting met datgene wat we juist wél willen bereiken. De aanbevelingen en suggesties in onderzoeksrapporten en beleidsnotities over het platteland staan vol met maatregelen centraal om ‘opgaven’ te realiseren. Maar zolang we de natuur blijven zien als een opgave waaraan we moeten voldoen, om vervolgens weer door te gaan met het laten groeien van onze economie, dan vergeten we wat het nut en belang is van natuur. Biodiversiteit en natuur staan niet op zichzelf, ze vormen het fundament van ons bestaan en dus ook van onze economie.
Gebiedsondernemerschap, zowel ecologisch als economisch, zou echt helpen
Het uitvoeringsgerichte beleid dat we hebben, richt zich op specifieke middelen voor specifieke maatregelen voor de realisatie van sectorale beleidsopgaven. Een gebied wordt ‘uitgedaagd’ hier mee aan de slag te gaan. Waarom draaien we het niet om? En dagen we betrokken partijen niet uit door te zeggen: “Gebied, we hebben dit bedrag voor je gereserveerd. Kijk of je dit geld kunt benutten en bijvoorbeeld kunt verdubbelen om het gebied nog waardevoller te maken, door waardegedreven te werken en gemeenschappelijk een positief eindbeeld te creëren.” Deze vorm van systeemdenken is er nu niet, terwijl het wel zou werken. Gebiedsondernemerschap, zowel ecologisch als economisch, zou echt helpen.
Wat we nodig hebben, is dat het gebied een stem krijgt. De natuur krijgt een stem via allerlei maatschappelijke organisaties. De uitdaging is om ook de sociale component van gebiedsontwikkeling eerder en beter te horen. Mensen werken en wonen al vele jaren en soms generaties in hun gebied. Of het nu De Peel heet, De Achterhoek, De Beemster, De Hoekse Waard of de Gelderse Vallei, het zijn allemaal sociaaleconomische eenheden waarin volume en kracht zitten om samen te werken aan een toekomstgericht en waardevol buitengebied.
Waarom beginnen we niet met deze stem van de mensen in het gebied? Daarmee zetten we niet de opgave maar het gebied centraal! Dat is gebiedsgericht werken! Niet alleen wijzelf verdienen het, ook de natuur verdient het!