
Door Chris Bakker en Sytske Rintjema, respectievelijk hoofd natuurkwaliteit en ecoloog bij It Fryske Gea, landschapsarchitect Peter de Ruyter, Hans van der Werf, directeur Friese Milieufederatie, en ecoloog Eddy Wymenga.
Dit artikel staat in ROm juni 2022. ROm is het maandelijkse vakmagazine over de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren, bestuurders en politici in dat domein. Word abonnee of neem een thuisabonnement. Meld je hier aan.
Het borrelt en bruist in het Friese landschap. Er zijn veel initiatieven op het gebied van natuurherstel. Van de aanleg van een bijenlint, naar een effectiever weidevogelbeheer tot verbetering van de waterkwaliteit. De initiatieven tonen een grote betrokkenheid en zorg om de kwaliteit van het Friese landschap. Maar zij zijn vaak ook ad hoc en tijdelijk. Wat ontbreekt, is een overkoepelende en bestendige regionale visie hoe we de grotere opgaven van deze tijd – klimaat, stikstof, woningbouw, bodemdaling in de veenweide, waterkwaliteit én verlies aan biodiversiteit – in samenhang kunnen uitwerken.
Juist in die samenhang liggen kansen om de draagkracht van bodem- en watersysteem, en het draagvlak bij boeren en burgers te koppelen aan de daadkracht van bestuurders. We kunnen ook niet anders. We zullen wel moeten. Als we elke opgave in Nederland afzonderlijk zouden benaderen, is er onvoldoende ruimte, tijd en geld beschikbaar. Bovendien kan dan efficiënter worden gewerkt. Met meer resultaten. Dan is wel een duidelijke basis nodig. Een visie voor de middellange termijn, zodat de natuur de tijd heeft zich te herstellen en te ontwikkelen, en jonge boeren met meer zekerheid duurzame investeringen kunnen doen. En, misschien nog wel het belangrijkste: het bodem- en watersysteem zelf is ook gebaat bij een bestendige aanpak en kan ons helpen die duurzame toekomst te realiseren.

Impressie kansrijke maatregelen in de Noordelijke Friese Walden en in de Zuidoosthoek. Beeld Peter de Ruyter
Natuurlijke processen
Bodem en water hebben ons landschap gedurende duizenden jaren gevormd. De mens kwam en ging en zette zijn leefomgeving meer en meer naar zijn hand. Tot de grootschalige ruilverkavelingen van na de Tweede Wereldoorlog ging dat min of meer in harmonie met de natuurlijke omstandigheden. In Friesland heeft dit geleid tot een landschap met een grote diversiteit aan landschapstypen: van de zandige uitlopers van het Drents plateau met de beekdalen van Tjonger en Linde in het zuidoosten tot de opgeslibde klei aan de waddenkust. Daartussenin het venige Lage Midden, als een CO2 uitstotende badkuip waarvan de bodem steeds lager komt te liggen.
In Natuerlik Fryslân 2050 proberen we de natuurlijke processen die hebben geleid tot die enorme rijke diversiteit aan landschapstypen, te herstellen en de interactie van de mens daarop aan te passen. De klimaatverandering dwingt ons daartoe. Hoe kunnen we weer meebewegen met de seizoenen en ons neerslagoverschot beter vasthouden? Waarom zouden we gebiedseigen water, dat er tientallen jaren over heeft gedaan om als kwelwater omhoog te komen, binnen twee weken via de Friese boezem in de Waddenzee lozen? Hoe kunnen we kwelders en het proces van sedimentatie gebruiken om de kusten veiliger te maken tegen de zeespiegelstijging en daarmee ecologisch waardevolle zoet-zoutovergangen creëren en, als bonus, koolstof opslaan in uitgestrekte schorren en slikken?
Als we de ruimtelijke ordening in Nederland veel fundamenteler vanuit het bodem- en watersysteem zouden benaderen, dan zijn dat de natuurlijke, vanzelfsprekende knoppen waar we aan kunnen draaien met elkaar.
Toekomstbestendige basis
In Friesland heeft deze integrale systeembenadering geleid tot een kaartbeeld voor 2050 op basis van de bodemsoorten klei, veen en zand en vijf regionale uitwerkingen van cultuurlandschappen. In elk van deze landschappen zijn de opgaven te combineren. Daarbij krijgen oude patronen, karakteristiek voor deze landschappen met houtwallen, slenken, zomerpolders en watergangen, een nieuwe betekenis.
Onze manier van denken heeft geleid tot nieuwe landschapstypen en nieuwe ‘medebewoners’
Het interessante is dat onze manier van denken heeft geleid tot nieuwe landschapstypen en nieuwe ‘medebewoners’. Zij zijn degenen die het verhaal vertellen van de staat van ons landschap en de kansen die besloten liggen in ‘nature based solutions’. Geelgors, otter, Spaanse ruiter, dotterbloem, grutto en zwarte ibis – om er maar een paar te noemen – vertellen ons meer over het landschap in het licht van een veranderend klimaat.
Dit betekent dat er soorten zullen verdwijnen. Maar dat er ook ruimte is voor nieuwe soorten in het Friese landschap. En in nieuwe landschapstypen, als we bewust kiezen voor een robuust bodem- en watersysteem als toekomstbestendige basis. Een aansprekend voorbeeld daarvan is de mogelijke vestiging van de zwarte ibis in nieuwe overstromingsmoerassen op de overgang van zand naar veen, in de randveenzone.
Klimaatadaptief
Die randveenzone heeft in Natuerlik Fryslân meerdere functies en betekenissen. Waar de veengroei ooit in de randveenzone zorgde voor dikke veenlagen, is nu in de lage delen perspectief voor natte natuur. Door het hogere waterpeil neemt de invloed van schoon grondwater in de overgangszone van zand naar veen toe. Tal van bijzondere soorten profiteren hiervan.
De laagste delen bieden ruimte aan waterberging. Hier kunnen vloedbossen ontstaan met kolonies van broedende vogels zoals zilverreigers en de eerdergenoemde zwarte ibis. Dit kan een prachtig nieuw landschap opleveren met grote recreatieve belevingswaarde. Natte teelten als grote en kleine lisdodde bieden er mogelijkheden voor de productie van grondstoffen voor de bouw, als bijdrage aan een duurzame, circulaire economie en een verbreed verdienmodel voor de boer.
Tegelijkertijd is de randveenzone als beekoverstromingsvlakte onderdeel van het beeksysteem in de zuidoosthoek van Friesland. Door in de benedenloop water vast te houden wordt het grondwater in het hele systeem aangevuld en zal er minder sprake zijn van wegzijging in de boven- en middenloop. Dit is gunstig voor de natuur bovenstrooms en in de zijdalen, maar zeker ook voor de landbouw in de zuidoosthoek. Een landbouw die in de zomer van 2018 nog te kampen had met verdroging en volledig afhankelijk is van gebiedsvreemd IJsselmeerwater.

Impressie kansrijke maatregelen in de Noordelijke Friese Walden en in de Zuidoosthoek. Beeld Peter de Ruyter
Wederkerigheidsgronden
Door integraal te kijken naar het grond- en oppervlaktewatersysteem kan er wederkerigheid ontstaan tussen landbouw en natuur. Grondwaterstromen zouden in die zin stromen van solidariteit kunnen zijn, waarbij de natuurgebieden als sponzen het gebiedseigen water langzaam ten goede laten komen aan onder andere de landbouw in overgangszones. In het nieuwe regeerakkoord worden deze overgangsgebieden landschapsgronden genoemd. Wederkerigheidsgronden is misschien een betere en meer specifieke benaming die aangeeft dat landbouw en natuur elkaar – in bepaalde landschapstypen – echt nodig hebben en elkaar kunnen versterken.
Integraal en systematisch kijken naar het grond- en oppervlaktewatersysteem
De overgangsgebieden tussen natuur en landbouw zijn essentieel in de systeembenadering van Natuerlik Fryslân 2050. Hier liggen vaak grote opgaven op het gebied van ecologie en hydrologie. Juist in die overgangsgebieden zal de komende jaren ‘de strijd om de ruimte’ invulling kunnen krijgen met aangepaste vormen van natuurrijke landbouw. Zo kunnen we samen opgaven op het gebied van klimaat en stikstof inhoud geven. Ook het herstel van voormalige cultuurhistorische landschapselementen in specifieke landschapstypen kan daarbij helpen. Bomen, bos en struweel leggen toch ook koolstof vast en dragen bij aan een rijkere biodiversiteit.
De wederkerigheid tussen natuur en landbouw kan tot uiting komen in ecosysteemdiensten, als onderdeel van een breder verdienmodel voor onze agrariërs. Als we de boer als maatschappij breder gaan waarderen en niet alleen meer als voedselproducent zien, maar ook als producent van maatschappelijke diensten, zoals het zorgen voor een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving, dan kan de boer een beter belegde boterham krijgen en komen we tot nieuwe vormen van samenwerking. Zeker als we die samenwerking kunnen organiseren in langjarige pacht- en beheercontracten, waar boer en natuur ook echt iets aan hebben.
Als we het bodem- en watersysteem en de natuurlijke processen die zich daar afspelen als uitgangspunt nemen, werken we vanuit de kracht van de natuur, meer dan vanuit de kwetsbaarheid. De veerkracht die het landschap daarmee krijgt om met problemen op het gebied van biodiversiteit, waterbeheer en klimaatverandering om te gaan biedt hoop. Hoop voor onze generatie en hoop voor onze kinderen en kleinkinderen én – misschien nog wel het belangrijkste – hoop voor onze medebewoners.
Het coalitieakkoord geeft in algemene termen de richting en ruimte om het bodem- en watersysteem centraal te stellen. Met ons perspectief in Natuerlik Fryslân 2050 laten we zien hoe dat kan uitwerken.