Met de Woningbouwimpuls verstrekte het kabinet 1 miljard euro subsidie aan gemeenten om de woningbouw te stimuleren. Volgens de Algemene Rekenkamer kan niet worden vastgesteld of er met dat geld extra woningen opgeleverd zullen worden, dan wel of de woningen sneller gereed komen. De conclusie is om verschillende redenen overhaast en slecht onderbouwd. Dat het huidige kabinet de Woningbouwimpuls niet zou moeten continueren, is bovendien een verkeerde conclusie.
Woningmarkt is complex
De woningmarkt is, mede vanwege de verwevenheid met de grondmarkt en de bouwmarkt, wellicht de meest complexe markt die we in Nederland hebben. Het is een voortdurende worsteling om deze markt goed te laten functioneren. Als de woningmarkt slecht functioneert, zoals ook nu weer het geval is, is het voor de overheid ingewikkeld om de juiste interventies te plegen.
Tien jaar geleden is gekozen voor meer marktwerking. Dat is geen succes geworden. Het huidige kabinet neemt nu nadrukkelijk de regie over en wil met actieve sturing zorgen dat er de komende jaren voldoende en betaalbare woningen gebouwd worden. En ook nu is het afwachten wat het resultaat zal zijn.
De eerste stappen op het pad van meer overheidssturing waren al gezet met de Woningbouwimpuls. Deze subsidie dient ter dekking van het tekort dat gemeenten hebben bij het ontwikkelen van bouwrijpe grond. Het gaat dan onder meer om kosten vanwege vervuilde grond en de aanleg van de benodigde infrastructurele voorzieningen. Met de Woningbouwimpuls dekt het Rijk 50 procent van dit gemeentelijke tekort.
Voorwaarden die het Rijk daarbij stelt, zijn dat de bouw van de woningen uiterlijk binnen drie jaar dient te beginnen en dat de helft van het bouwprogramma dient te bestaan uit betaalbare huur- of koopwoningen. De eerste ronde van toekenningen was eind 2020. Daarna volgden nog twee ronden: in september 2021 en in december 2021. In totaal gaat het om 140.000 woningen waarvoor een subsidie is verstrekt.
Op z’n minst versnelling woningbouw
De kritiek van de Algemene Rekenkamer is dat een probleemanalyse ontbreekt en dat niet vooraf duidelijk was of het beleid effectief zou zijn,. Dit is tamelijk gratuit. Er zijn verschillende onderzoeken waarin naar voren komt dat gemeenten een belangrijke bottleneck vormen in het woningbouwproces. Het is ook bekend dat de gemeenten daarbij te maken hebben met financiële tekorten en dat met de krappe gemeentelijke begrotingen deze tekorten tot vertragingen kunnen leiden.
En zeker, gemeenten kampen met meer problemen, waaronder stikstof, juridische belemmeringen en onvoldoende ambtelijke capaciteit. In deze context valt het niet te bewijzen maar is het wel aannemelijk dat een bijdrage van het Rijk net dat duwtje oplevert. Waardoor er op z’n minst versnelling optreedt van de woningbouw.
Er ontstaat immers een direct financieel belang bij de gemeente dat er binnen de termijn begonnen wordt. De sanctie dat bij niet tijdige start van de bouw de subsidie ingetrokken wordt, is een stok achter de deur. Nu al de conclusie trekken, anderhalf jaar nadat de eerste subsidies zijn verstrekt, dat de Woningbouwimplus niet effectief zou zijn, is wel erg overhaast.
Geen aandacht voor toetsingscommissie
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer is ook oppervlakkig. Zo is er bij aanvang van de Woningbouwimpuls een onafhankelijke toetsingscommissie ingesteld. Deze commissie heeft alle aanvragen beoordeeld op basis van drie criteria: noodzaak, effectiviteit en efficiëntie. De beoordeling van de toetsingscommissie heeft ook geleid tot afwijzing van verschillende aanvragen.
De Algemene Rekenkamer heeft echter nagelaten de feitelijke werkwijze van deze commissie in haar onderzoek te betrekken. Dossieronderzoek naar de wijze waarop de drie criteria zijn toegepast en in welke mate duidelijkheid is verschaft door de gemeente over de noodzaak van de subsidie, heeft niet plaatsgevonden.
Ook een analyse van de verschillen tussen toegekende en afgewezen aanvragen ontbreekt in het rapport van de Algemene Rekenkamer. Hiermee had meer inzicht kunnen ontstaan over de bijdrage die Woningbouwimpuls levert aan de woningbouw. Nu blijft het gissen hoe de toetsingscommissie haar werk heeft gedaan op juist die onderwerpen waarop de kritiek zich richt.
Plausibiliteit biedt ruimte aan subjectiviteit
Dat de Algemene Rekenkamer de vraag stelt of er sprake is van additionaliteit of versnelling van de woningbouw, is zeer valide. Maar daarom nog niet gemakkelijk te beantwoorden. Er is voorafgaande aan de invoering van de Woningbouwimpuls geen ex ante analyse uitgevoerd met een onderbouwing wat de Woningbouwimpuls zou kunnen opleveren. Het is de vraag of een dergelijk onderzoek uitsluitsel had kunnen bieden. We weten daarvoor onvoldoende hoe de woningmarkt feitelijk functioneert.
De Algemene Rekenkamer is tot haar oordeel gekomen op basis van plausibiliteit. Dat biedt ruimte voor subjectiviteit. Wat de een plausibel vindt is dat voor de ander niet. Het zou spijtig zijn als door de kritiek van de Algemene Rekenkamer de Woningbouwimpuls niet zou worden gecontinueerd. Het Rijk dekt met de subsidie de helft van het gemeentelijke tekort in de grondexploitatie van een woningbouwproject. Als het wellicht toch niet nodig was, heeft de gemeente extra middelen voor een volgend woningbouwproject. Dat lijkt me niet het grootste probleem voor de woningmarkt.