Zusterhof in Brielle, waar de fundamenten van een oud klooster weer zichtbaar zijn gemaakt. Beeld Ben Kuipers
Op hoofdlijnen signaleert de RvC de volgende knelpunten in het archeologiebeleid bij overheden:
- Gemeenten functioneren slecht als het gaat om archeologie
- De onderzoekskwaliteit van archeologische bedrijven is slecht
- Resultaten van archeologisch onderzoek zijn slecht zichtbaar
- De samenleving wordt niet betrokken bij het onderzoek
- Waardering en betaling van het werk is ondermaats
De onderzoekskwaliteit is volgens het advies onvoldoende. De oorzaak hiervan wordt vooral gelegd bij de marktpartijen en het commercieel ingerichte bestel. Maar ook gemeenten zouden niet goed omgaan met archeologie. Minder markt en meer publieke sturing (en dus een grotere bijdrage van de belastingbetaler) moet dit gaan oplossen.
Maar gooien we het kind dan niet weg met het badwater? In plaats daarvan zouden we ons moeten afvragen wat een nog betere onderzoekskwaliteit en meer kennis ons moet opleveren. Want wat daarmee wordt verholpen, en voor wie, wordt uit het advies niet duidelijk. Wat is het doel van Malta voor het heden, anders dan de geschiedenis voor eeuwig te bewaren. Om meer waardering voor ons vak te oogsten, kunnen we dat concreter maken.
Niet alleen sturen op kennisvermeerdering, ook op maatschappelijke relevantie voor de gebiedsontwikkeling
Een extra leemlaag van de provincie en het betrekken van nóg meer specialisten, zoals het advies beoogt, zal alleen maar leiden tot meer stroperigheid in de WRO-besluitvorming. Bovendien maakt het de positie van het archeologisch veld discutabeler en leveren gemeenten hierdoor in op hun eigenstandige verantwoordelijkheid en beleidsruimte. Het risico bestaat dat gemeentelijke keuzes die democratisch tot stand zijn gekomen overruled zouden kunnen worden door hogere overheden. Het wordt op daarmee heel ondoorzichtig op welk niveau keuzes worden gemaakt.
Dat lijkt mij ingewikkeld en vooral onwenselijk voor het draagvlak van het werk van archeologen. Dat is zorgelijk en vergroot de afstand tussen archeologie en burger. Dat moet geïnspireerder kunnen door de archeologie als afgesloten SECTOR om te vormen tot een VECTOR voor de gebiedsontwikkeling. Dat kan veel van de, door de RvC geschetste problemen oplossen
Boudewijn Goudswaard is archeoloog en oprichter/directeur van onderzoeks- en adviesbureau The Missing LinkDit artikel staat in ROm december 2022. ROm is het vakmagazine voor ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een thuisabonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.
Logische kennishonger van academici
Met de beoogde opbrengst van de Erfgoedwet in gedachten, twijfel ik aan de effectiviteit van de voorgestelde oplossingen van de RvC, omdat die zich lijken te beperken tot het stillen van kennishonger van academici in een publieke/private omgeving. Als de koppeling tussen kennisopbrengst en maatschappelijke opbrengst onvoldoende wordt gemaakt, komt dit de maatschappelijke waardering voor het werk van archeologen namelijk niet ten goede. Dit blijkt ook uit ons onderzoek in het veld van de ruimtelijke ontwikkelaars.
Uiteraard gaat er door de nieuwe wet veel minder ongezien verloren. Dat is een grote verbetering, maar klinkt niet als een sexy product. Het is verbluffend, dat er in 2007 een geheel nieuw bestel is ontworpen met de introductie van de Malta-wetgeving, terwijl de branche nu nog steeds exact dezelfde eindproducten maakt als in de pre-Malta fase. De kern van het probleem is dan ook de misvatting dat archeologen en beleidsmakers in het Malta-bestel zich moeten opstellen alsof ze uitsluitend moeten behouden en kennis produceren.
Archeologen produceren nu academische producten, die geen enkele bijdrage leveren aan de leefomgeving, of het WRO-bestel, waarbinnen ze opereren en dat stoort. Daar wordt slechts mondjesmaat over nagedacht in verhouding tot de kennisproductie. Bovendien bepaalt de beroepsgroep zélf de kwaliteit van en de morele zeggenschap over die producten. Zou het kunnen dat er daarom zoveel miskenning en weinig (financieel) draagvlak bestaat voor hun eindproduct?
Hebben we de problemen die in het RvC-advies worden genoemd misschien over onszelf afgeroepen, omdat het onduidelijk is wat Malta-archeologie eigenlijk, voor wie, moet betekenen?
Kennis beter benutten
De oplossing die wij als bureau zien: kijk verder dan kennis alleen, en zoek een goede mix in het benutten van die kennis voor sociale, economische en ruimtelijke opgaves. Gebruik de economische-, straat-, en toekomstwaarde van archeologie. Natuurlijk is archeologie wetenschap, maar de kennis die we produceren moet de basis zijn voor een maatschappelijk relevant eindproduct. Daarbij gaat het nog niet eens zozeer om de formele macht, dus wie daarover beslist, maar om een samenwerking tussen publiek en markt, om tot een relevant eindproduct te komen, in plaats van een tussenproduct dat kennis heet.
Het gaat de goede kant op want de RCE, als sterk sectorale instelling, verwoordt gelukkig zelf in het voorwoord van het boek Panorama Landschap: ‘Maar kennis alleen is niet voldoende. Het gaat er uiteindelijk om wat je met die kennis doet … Zodat die kennis kan worden gebruikt bij de verdere ontwikkeling …’
Maak samen de gebiedsgeschiedenis zichtbaar, beleefbaar en opnieuw functioneel
In de wereld van flora en fauna of bodemkwaliteit wordt de door ons voorgestelde visie voor archeologie al veel langer gehanteerd. Daar bestaat een duidelijk verschil tussen een bioloog aan de universiteit en een bioloog die werkt in een project op basis van de flora en faunawetgeving. Beide maken wezenlijk verschillende eindproducten, maar de laatste, werkt altijd in het projectbelang. In de bodemkwaliteitswetgeving is een kennisrapport alleen onvoldoende. Daar wordt het eindproduct schone grond vereist of een bepaalde mate van biodiversiteit. Zo’n proces vergt voortdurende afstemming tussen vraag en aanbod.
We kunnen ons als archeologen veel meer richten op de meerwaarde van ons werk in het hier en nu van de samenleving en de projecten van onze opdrachtgevers. Die is ons inziens bepalend voor een betere waardering van de archeologiebranche. Het gaat dus niet om betere rapporten, meer kennis, een leuke publieksdag of expositie, maar om het leveren van een structurele bijdrage aan het ruimtelijke, sociale en economische domein.
Die bijdrage kan zorgen voor een transformatie naar een mooier en beter ingericht Nederland. Maak samen de gebiedsgeschiedenis zichtbaar, beleefbaar en opnieuw functioneel. Dit zou de missie van de Malta-archeologen kunnen zijn en de door de RvC gesignaleerde problemen oplossen. Want als je iets maakt wat mensen graag willen hebben, ontstaat vanzelf waardering, vice versa.
Terug naar Belvédère
De echte voorloper van deze gedachte was natuurlijk de integrale aanpak van het Belvedère programma, waarbij ontwikkeling door behoud voorop stond. Helaas is die aanpak met de Malta-archeologie ver weggezakt.
Toch is er reden tot optimisme. Mondjesmaat zien we in de markt, bij de overheid en in de opleidingen meer voorbeelden van behoud door ontwikkeling. In de archeologische opleidingen van Leiden, Amsterdam en Zwolle wordt nagedacht over andere eindproducten van Malta als onderdeel van het archeologisch Programma van Eisen.
Op projectuitvoeringsniveau is VINDplaats Zenit in Almere een inspirerend voorbeeld: een archeologische ontmoetingsplaats die de sociale cohesie en het erfgoedbewustzijn van lokale bewoners versterkt.
Ook het spannender maken van stedenbouwkundige structuren, architectuur of openbare ruimte op basis van archeologisch of erfgoedonderzoek is sterk in opkomst. Zo komt het middeleeuwse klooster weer tot leven in het zusterpark in Brielle en is in Rijnsburg een woonwijk gebouwd rondom een Merovingische grafheuvel. Om de grafheuvel te beschermen is er een heuvelachtig park gemaakt met reuzenkralen op het grasveld. De archeologische vondsten zijn inspiratie voor het parkontwerp, het Merovechpark. Ook de duurzaamheidsvraag en de wateropgave met Erfgoed hebben de aandacht van de RCE. Conclusie; geef het erfgoed eerst een nieuwe functie voordat je aan de gang gaat.
Dit zijn helaas uitzonderingen. Voor een herkenbare en waardevolle leefomgeving is een meer gestandaardiseerde aanpak nodig. Gelukkig zien we ook bij programma’s van het Rijk een beweging de goede kant op. Projecten in het kader van de Erfgoed Deal zetten de lessen uit het verleden en kennis van het erfgoed in voor huidige maatschappelijke opgaves als stedelijke groei en krimp, klimaatadaptatie en energietransitie en duurzaamheid. Het meest recente initiatief is het Werkprogramma Erfgoed en Woningbouw (WEW) van OCW; een mooie aanvulling op de bouwvisie Programma Mooi Nederland (BZK) van Hugo de Jonge. In het WEW-project wordt proactief gekeken naar de kansen voor integratie en gebruik van erfgoed in grote gebiedsopgaves.
Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) doet ook een duit in het zakje door erfgoed te benoemen als leefomgevingswaarde en uit te gaan van de waarde van het bestaande bij ruimtelijke ingrepen. Als het verhaal van de plek als basis gaat dienen voor een integrale gebiedsontwikkeling kan archeologie hier een waardevolle(re) en zichtbare bijdrage aan leveren.
Merovechpark in Rijnsburg, een woonwijk gebouwd rondom een Merovingische grafheuvel. Beeld The Missing Link
Structurele oplossing
Ik daag iedereen hierbij uit om mee te denken en de Malta-archeologie de plaats in de samenleving te geven die ze werkelijk verdient. Laten we daarvoor de handen ineenslaan en consensus zoeken om de huidige disbalans tussen kennisproductie en kennisgebruik weg te nemen. Dat kan uiteindelijk uitmonden in een maatschappelijk relevant Programma van Eisen en een andersoortige Kwaliteitsnorm Archeologie. Het RvC stipt gelukkig - maar helaas pas aan het einde - summier het probleem aan dat academische kennis onvoldoende maatschappelijk wordt toegepast.
Wat ons betreft had de brief hiermee moeten beginnen, als fundamentele oorzaak van alle geschetste problemen. Overheden hebben geen baat bij zuiver wetenschappelijk onderzoek. Daar zijn andere instellingen voor. Archeologen werken als marktpartijen in het Malta-bestel, middenin de samenleving en niet aan een universiteit, zij hebben dus een rol die een directe bijdrage zou meten leveren aan de gebiedsontwikkeling. Wij kunnen directe en zichtbare waarde toevoegen. Ieder zijn rol.
De vraag die elke archeoloog aan zichzelf kan stellen is, wat kan mijn bijdrage zijn aan de maatschappelijke opgaves van onze opdrachtgevers? Voor wie doe ik mijn werk vandaag, wat levert het op en voor wie?