Met de energieprijzen voorop zagen we ook een stijging in motorbrandstoffen en voedselprijzen. En niet te vergeten hadden we zomerse dagen met een temperatuur richting de 40 graden, een inhumane situatie bij het opvangen van asielzoekers en toenemende armoede.
Bij gebiedsontwikkelingen hadden we onder meer te maken met een woningtekort, de stikstofimpasse, overstroming van de Maas, stijgende bouwkosten en een verhoging van de (hypotheek-)rente.
Kijkend naar dit alles is het niet moeilijk om pessimistisch te worden, zeker niet in een omgeving met fake-nieuws, complotdenkers, ondoordringbare bubbels van gelijkgestemden, politieke versplintering. Dit alles in een samenleving waar hoog oplopende emoties overheersen.
Gezien de urgentie van de vele maatschappelijke vraagstukken is het belangrijk om de moed erin te houden
Toch is het, gezien de urgentie van de vele maatschappelijke vraagstukken waar we voor staan, belangrijk om de moed erin te houden. Hoe kunnen we de tijd duiden waarin we leven? Dit als houvast om op een constructieve manier richting te geven aan voorliggende opgaven.
Voor gebiedsontwikkeling zijn planologie, stedenbouw en architectuur belangrijke fundamenten. Met in iedere tijd een eigen cultuur en duiding. Dit roept de vraag op waar we in deze tijd voor staan en hoe zich dit in het verleden heeft ontwikkeld.
Zo komt sinds de 17e eeuw in Europa het moderne denken op, waarin niet god maar de mens centraal komt te staan als autonoom wezen in een rationeel-wetenschappelijke cultuur. Dit wordt in 1928 zichtbaar tijdens het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). Hierin was de basis voor een stedenbouw plan een ‘tabula rasa’ met een functionele stad waarbij wonen, werken en recreatie gescheiden werden.
Een bekend voorbeeld is het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) uit 1934 door stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren. Het plan ging uit van vier functies: wonen, werken en ontspanning, die gescheiden werden door verkeer.
Na de Tweede Wereldoorlog met hoge woningnood was moderne functionele stedenbouw tot de zeventiger jaren leidend. Na deze periode zien we mede als gevolg van de oliecrisis in de jaren zeventig deels een verschraling van de stedenbouw en architectuur met vanaf de jaren tachtig een trek uit de stad naar zogenoemde groeikernen, toen gedacht vanuit stedelijk ruimtegebrek.
Vanaf de jaren negentig kwamen we in een relatief zorgeloze politieke en economische tijd die zichtbaar is in Vinex-wijken met in totaal bijna een miljoen woningen. Al horen we vaak dat de deze wijken monotoon en saai zijn, uit diverse onderzoeken komt steeds weer naar voren dat ze een grote variatie kennen. Zowel tussen de wijken als in de wijken zelf.
Om onze huidige tijd te duiden is het belangrijk ook een terugblik te geven op de ontwikkeling van de architectuur. Na de postmoderne tijd, als reactie op het modernisme komen er diverse gerelateerde architectonische stromingen op. In lijn met de grondslag van het postmodernisme, dat er geen leidend beginsel is voor ons bestaan en historische vooruitgang, worden verschillende bouwstijlen en materialen gebruikt. Onder namen als hightech, neo-modernisme (functioneel en weinig ornamenten) en neo-futurisme met een idealistisch geloof in een betere toekomst met behulp van technologie.
Deze duiding van het denken in een samenhangend idee stelde Rem Koolhaas tijdens de 14e editie van de Architectuur Biënnale in Venetië in 2014 ter discussie. Stijl bestaat niet langer. Kunst, literatuur, film en architectuur gaan volgens hem over een culturele praktijk. Het is politiek en sociaal gereedschap dat zich aanpast en meegaat in de behoeften van een snel veranderende en ontwikkelde wereld.
Vanuit deze post-postmoderne opvatting ging hij op deze Biënnale terug in de tijd naar ‘de fundamenten’, om zo vanuit deze oorsprong en archetypen de toekomst te verbeelden. Parallel hieraan zien we onder filosofen, kunstenaars en schrijvers de term metamodernisme opkomen. Met een vergelijkbare poging om de post-postmodernistische tijd te beschrijven, als interactie tussen aspecten van modernisme en postmodernisme of een integratie met premoderne culturele oplossingen.
Corona leerde ons hoe belangrijk het is om het algemeen belang voor ogen te houden
Tot zover de terugblik, maar waar staan we nu dan in de dagelijkse praktijk?
Tijdens corona ging onze planmatige en efficiënte maatschappij, waarin agenda en klok een belangrijk rol spelen, haperen. Het leerde ons ook hoe belangrijk het is om het algemeen belang voor ogen te houden. En ook al lijken veel opgaven waar we heden ten dage voor staan onmogelijk, we moeten toch aan de slag in de woorden van het metamodernisme.
Een mooi houvast hiervoor en herkenbaar voor gebiedsontwikkeling en de architectuur in deze tijd is het essay van de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk in haar boek De tedere verteller. Zij beschrijft onze tijd als een weefsel van verhalen, begrippen en ideeën. Met het samenkomen van historische en hedendaagse opgaven en verschillende culturen.
Dit zien we ook terug in onze ruimtelijke vakgebieden. Bijvoorbeeld in oude landschapsstructuren, die met de ruilverkaveling verdwenen zijn en waar nu gezocht wordt naar vormen van kringlooplandbouw. Niet persé kleinschalig maar wel met oog voor een grotere biodiversiteit met bijenlinten en oplossingen voor hogere waterpeilen. Of woonwerkwijken met voorzieningen gericht op ontmoeting en collectief parkeren.
Regionaal en lokaal werken aan hedendaagse ‘weefsels’ kan ons tot hoopvolle verhalen en oplossingen brengen
Op stadsniveau zien we eveneens een verandering in weefsels. Zo wordt in Rotterdam de ruimte voor autoverkeer verkleind, het aantal parkeerplaatsen bij nieuwbouwtorens verlaagd en geïnvesteerd in een grotere groenblauwe openbare ruimte. Ook illustratief zijn de verbindingen van lokale energiecoöperaties met wonen en bedrijven; zowel stedelijk als op het platteland.
Naast deze voorbeelden is in de architectuur het denken in weefsels al enige tijd tastbaar. Denk aan de fusion-architectuur met het samenbrengen van oosterse en westerse elementen zoals in het moskeeverzamelgebouw in Transvaal Amsterdam van Marlies Rohmer. Of recent ‘de Valley’ van MVRDV in het oorspronkelijke eenzijdige kantorengebied de Zuidas. Een Janus-toren met een historische glazen glimkant en een hedendaagse organische kant, met een gemengd programma en aandacht voor ontmoeting. Iedere tijd heeft zijn eigen uitdagingen.
Wat ik met deze blog graag meegeef, is dat we voor de hedendaagse gebiedsontwikkelingen een rijke culturele geschiedenis hebben en dat het regionaal en lokaal werken aan hedendaagse ‘weefsels’ ons tot hoopvolle verhalen en oplossingen kan brengen.