Zo storten en verbranden we in vergelijking met 2021 meer afval. Ook is de hoeveelheid plastic verpakkingen de afgelopen jaren toegenomen en doen we minder lang met onze meubels en kleding, alle verhalen over hippe vintage winkels ten spijt.
We mogen dan wel Europees koploper recycling zijn met 78 procent hergebruikt afval, maar daarbij gaat het vooral om laagwaardige recycling. Van weggegooide petflessen maken we bermpaaltjes. Als we er weer een nieuwe frisdrankfles van willen maken, moeten de afvalstromen beter worden gescheiden. Maar in het Nederlandse beleid leggen we juist de focus op de hoeveelheid ingezameld afval en niet op de kwaliteit ervan. Volgens het PBL houdt het kabinet alleen met meer ‘drang en dwang’ zijn doel van een circulaire economie in 20250 binnen bereik.
We leggen de focus op de hoeveelheid ingezameld afval en niet op de kwaliteit ervan
Eerlijk gezegd was ikzelf niet verbaasd over de PBL-rapportage. Er moet zoveel veranderen aan onze ingesleten patronen van produceren en consumeren dat zelfs de energietransitie in vergelijking hiermee haast een ‘makkie’ lijkt.
Ga maar na. Al in de ontwerpfase moeten producten zo worden vormgegeven dat we er minder nieuwe grondstoffen voor nodig hebben, ze gemakkelijk uit elkaar zijn te halen en ze ook nog eens langer meegaan. Dat is lastig zolang producten die daar niet aan voldoen en dus voor meer vervuiling zorgen, niet worden verboden of financieel extra worden belast. Volgens het PBL zijn dit soort verplichtende maatregelen hard nodig, maar zette het kabinet vooral in op vrijwillige afspraken met branchepartijen en subsidies voor kleinschalige experimenten.
Voor een echte circulaire economie moeten we afscheid nemen van het groeidenken
Zelfs als er meer ‘drang en dwang’ komt, is het maar de vraag of circulariteit haalbaar is binnen een markteconomie waarin groei heilig is. Als je kringlopen wilt sluiten, kun je alleen meer produceren als je efficiënter met grondstoffen en energie om kunt gaan. Maar aan die almaar grotere efficiency zitten technologische grenzen die zich steeds moeilijker laten verleggen. Bovendien lokt efficiency van nature een hoger verbruik uit. Denk maar aan de spaarlamp. Toen die minder elektriciteit ging verbruiken, schaften we er meer van aan. Voortaan kon ook de tuin worden verlicht wat eerst te duur was.
In een economie waarin kennis en creatieve dienstverlening steeds belangrijker worden, zijn de grenzen aan efficiënter werken nog scherper zichtbaar. We kunnen dankzij slimme en snelle computers wel meer creatieve diensten per uur leveren dan vroeger. Maar op een gegeven moment is het brein op en moeten we rusten. Er zitten maar 24 uur in een dag waarvan er hooguit 17 productief kunnen worden gebruikt.
Voor een echte circulaire economie moeten we daarom afscheid nemen van het groeidenken en dat is veel radicaler dan het anders ontwerpen van producten. Er is één geluk: nu de gevolgen van klimaatverandering en de afname van biodiversiteit overal zichtbaar worden, zetten steeds meer mensen vraagtekens bij onze niet te stillen groeihonger. En dat is een opsteker voor het pad richting circulariteit.