Het kabinet stuurt aan op een ‘forse transitie’ van het landelijk gebied. Die is om veel redenen urgent. Maar, het moet wel ‘waardig en fatsoenlijk’ gebeuren. Zo opent minister Van der Wal de kamerbrief ‘Voortgang Nationaal Programma Landelijk Gebied’ van 25 november.
In de brief ‘Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos’ van dezelfde datum wijst de minister erop dat ‘ieder zijn rol en verantwoordelijkheid moet nemen’. Belangrijke sleutel in beide brieven is een integrale aanpak. Immers, op dezelfde vierkante meters komen verschillende problemen samen. Maar waarin schuilt de samenhang, behalve dat het om één en dezelfde ruimte gaat?
Weinig integrale aandacht
Het landelijk gebied heeft heel lang nauwelijks integrale aandacht gekregen. In vrijwel al het beleid lag het primaat bij het stedelijk perspectief. Tekenend is dat in 2015 de Dienst Landelijk Gebied werd opgeheven. De missie van die dienst was nu juist om bij te dragen aan samenhang (!) in de ontwikkeling van het landelijk gebied.
Na opheffing van de dienst stapelden zich de problemen in landelijk Nederland ongemerkt op. Buiten het blikveld van de landelijke politiek. Nu verwachten we van hetzelfde landelijk Nederland de oplossingen. Niet alleen voor de stikstofemissie, maar ook voor de wateropgave, de energietransitie, delen van de woningbouwopgave, het natuurherstel en ga zo maar door.
Om de gewenste transitie aan te slingeren, krijgen provincies een belangrijke taak. Van hen worden provinciale gebiedsprogramma’s verwacht met samenhangende oplossingen. Daarbij wordt succes verwacht van een cyclisch en iteratief proces, zo schrijft de minister. Dat betekent: per gebied zoeken naar draagvlak en betrokkenheid, combinatiemogelijkheden en kansen. Twee stappen vooruit en één stap achteruit en geleidelijk tot oplossingen komen.
Naar de bollen
Maatwerk per gebied lijkt inderdaad de enig juiste aanpak. Daar zijn op meerdere plekken goede ervaringen mee. Een mooi voorbeeld is de transitie in de Duin- en Bollenstreek rond Aalsmeer, waar samen met onder andere tuinders en betrokken gemeenten gewerkt wordt aan een intergemeentelijke structuurvisie voor vitalisering van het hele gebied.
In die visie is een samenhangende set afspraken gemaakt: over het behoud van teeltareaal, over het opruimen van leegstaand agrarisch vastgoed en over de vestiging van nieuwe bedrijven. Er is een Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) opgericht met een mandaat om uitvoering te geven aan de opdracht de telers bestaanszekerheid te geven én het cultuurlandschap veilig te stellen. Dit project laat goed zijen hoe een zorgvuldige aanpak succesvol kan zijn. Het laat ook zien hoe ingewikkeld en tijdrovend dat is. Het was een proces van jaren.
Ondermijning
Een ander voorbeeld is de aanpak van ondermijnende criminaliteit in het buitengebied. Iedere tuinder of boer weet dat drugscriminelen als muskieten afkomen op leegstaand agrarisch vastgoed. De meeste boeren gaan gelukkig niet mee met de verleiding van het snelle geld. Maar dat vergt weerbaarheid. En hoe weerbaar zijn de boeren nog?
Tegelijk: een leegstaande schuur of stal afbreken doe je niet zomaar. Wat krijg je ervoor in de plaats? Welke oplossing zien de betrokken boeren zelf? Ruimtelijke, economische en sociale vraagstukken hangen nauw met elkaar samen. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid bij lokale overheden. De overheid moet perspectief bieden, verbinden en zorgen voor de condities om transities stap voor stap te realiseren.
Grootste gemene deler
Samenhang is niet alleen nodig bij oplossingen in landbouwgebieden; datzelfde zie je in natuurgebieden. Ook daar komen veel opgaven samen. Klimaatverandering en stikstofuitstoot zetten de natuur onder druk. De biodiversiteit holt achteruit terwijl we aan de andere kant te maken hebben met invasieve soorten. Verdroging en de wateropgave spelen de natuur parten. De ambities van het Rijk en de provincies zijn hoog en er zijn steeds meer subsidieregelingen en projecten.
Wat is nu de grootste gemene deler van deze voorbeelden? Het begint ermee dat we het landelijk gebied de aandacht geven die het lange tijd heeft ontbeerd. Daarin schuilt voor een belangrijk deel de samenhang die voor de transitieopgave nodig is. Betrokkenheid. Daarbij gaat het niet alleen om de boeren, maar ook om de bewoners van kleine kernen, de natuurliefhebbers, de recreanten.
Welke problemen, angsten, onzekerheden, ideeën en dromen hebben de gebruikers van het landelijk gebeid? Betrokkenheid is niet iets wat je kunt creëren; het is er al, je moet het alleen vinden en binden. Niet via een internetconsultatie maar door het veld in te gaan. Vanuit een grondhouding om echt te willen begrijpen wat mensen drijft.
Intense gesprekken
Het stikstofvraagstuk is niet de eerste en vermoedelijk ook niet de laatste botsing tussen natuur en landbouw. De grote vraag is steeds hoe we dit patroon kunnen doorbreken. Zo is door TwynstraGudde in opdracht van het ministerie van LNV in drie gebieden onderzocht wat de natuur-landbouwconflicten betekenen voor zowel agrariërs als betrokkenen bij de natuur.
We voerden intense gesprekken die ons raakten. Wat de natuur en de landbouw gemeen hebben, is een grote mate van onzekerheid over de toekomst en het besef dat er veel verloren dreigt te gaan. De gesprekken waren echter ook verrassend openhartig en onderzoekend. Voorbij de standpunten en de toon die domineren in de media, spraken we met elkaar en waren wijsheid en vakmanschap, autonomie en waardering enkele van de terugkerende thema’s. Remkes heeft laten zien hoe je met empathie een wiel in beweging kunt krijgen. Diezelfde empathie is nodig om het wiel in beweging te houden.
Michiel Cappendijk is senior adviseur landelijk gebied en ontwikkelt samen met collega’s de dienstverlening van bij TwynstraGudde op dat gebied. Hij heeft veel ervaring met samenwerkingsvraagstukken in het landelijk gebied.