Deze week viel er een intelligent boekje van architectenbureau De Zwarte Hond in mijn brievenbus. De ontwerpers hadden zich over het fenomeen van de woningplattegrond gebogen en dat blijkt hard nodig. Creatief directeur Jeroen de Willigen constateert in het ‘bookazine’ dat we sinds de jaren tachtig min of meer dezelfde indeling gebruiken voor nieuwe appartementen en eengezinswoningen. Alsof toen de ideale plattegrond is uitgevonden en de wereld de afgelopen 35 jaar heeft stilgestaan. Niets is minder waar.
De samenstelling van huishoudens is drastisch veranderd, met veel meer alleenstaanden, en er zijn allerlei nieuwe leefstijlen en culturen bij gekomen die anders tegen het (samen)wonen aankijken. En dan hebben we het nog niet over de forse ecologische voetafdruk van de bouwsector die de komende jaren veel kleiner moet worden.
Het wordt volgens het bureau daarom hoog tijd dat we onze focus op kwantiteit - één miljoen nieuwe woningen erbij - gaan combineren met veel meer nadruk op kwaliteit met betere plattegronden. Woongebouwen moeten weer worden gezien als een middel om mensen in onder te brengen in plaats van kapitaal.
Verkeerde nieuwbouw
Nu pleiten architecten wel vaker voor extra ruimte om te experimenteren. Kritisch blijven nadenken over de meest optimale woning zit hen nu eenmaal in het bloed. Maar in de uitgave laat De Zwarte Hond overtuigend zien dat we zo langzamerhand de verkeerde huizen bouwen.
Zo bestaat de Nederlandse woningvoorraad inmiddels voor 64 procent uit eengezinswoningen, terwijl nog niet in de helft daarvan een gezin met kinderen woont. Toch zijn de plattegrond en het aantal vierkante meters daar wel op afgestemd. Wie naar de voorkeuren van Nederlanders kijkt, ziet ook dat er bijna net zoveel mensen in een appartement willen wonen als in een eengezinswoning. Terwijl de voorraad overwegend uit doorzonwoningen bestaat. Dat wringt.
We moeten meer appartementen bouwen die best een maatje kleiner mogen zijn
Wie wél in een appartement woont, heeft de afgelopen decennia ook steeds meer vierkante meters aan woonoppervlak gekregen. De woning bleef doorgaans net zo groot, maar de huishoudens werden kleiner. Zo had een gemiddelde appartementsbewoner het afgelopen jaar bijna vijftig procent meer vierkante meters tot zijn beschikking dan iemand uit 1985.
Als we de woning hadden aangepast aan de kleiner gewordend huishoudens, hadden we op hetzelfde oppervlak veel meer nieuwbouw kwijt gekund en dure grond uitgespaard.
Kleiner maar beter
We moeten dus eigenlijk meer appartementen bouwen die best een maatje kleiner mogen zijn. Dat dit niet tot minder wooncomfort hoeft te leiden, laten allerlei buitenlandse voorbeelden en ontwerpen van het architectenbureau in het bookazine zien. Met vaste inbouwkasten, schuifdeuren tussen afzonderlijke ruimten en lange diagonale zichtlijnen kan een kleiner appartement al veel ruimer aanvoelen.
Hetzelfde effect ontstaat in appartementen die over de breedte van een buitengevel zijn gelegen. Die profiteren van extra binnenvallend daglicht en een ruimer uitzicht over de omgeving. Een ruim balkon of gedeeld dakterras kan het woongenot vergroten terwijl het nauwelijks dure extra vierkante meters kost. In een appartementencomplex met een andere kolommenstructuur en beukmaat kan de indeling van een woning bovendien gemakkelijker worden aangepast aan veranderende wensen. Voor een bouwsector die in hoog tempo duurzamer moet gaan werken, lijkt dat een schot voor open doel.
Handen uit de mouwen
De ideeën zijn er. Nu komt het aan op lef en overtuigingskracht om ze in bouwprojecten vaker toe te passen. Dat juist een Amerikaanse belegger de architecten van De Zwarte Hond inspireerde tot het maken van dit boekje, is hoopgevend. Hij vroeg zich af waarom Nederlandse woningplattegronden zo slecht waren en allemaal op elkaar leken. Als zelfs buitenlandse marktpartijen gaan twijfelen aan de kwaliteit van onze woningen, wordt het hoog tijd dat de bakens worden verzet!