
Noordelijk van de ‘veenderijzone’ ligt een grootschalig open weidegebied, waar de rivier de Boarn een kleipakket op het veen heeft afgezet. Ook hier zal vernatting veranderingen teweegbrengen. Beeld Lenneke Büller.
Stichting Beekdallandschap Koningsdiep | de Nije Boarn en Gebiedscoöperatie It Lege Midden werken samen met de provincie, Wetterskip Fryslân, gemeenten, natuurorganisaties en burgers aan het versterken van de kwaliteit, vitaliteit en identiteit van het gebied én aan levensvatbare agrarische bedrijfsvoering.
Betrokken burgers in het stroomgebied van de Boarn, ofwel Koningsdiep, hadden al de wens om een landschapsvisie voor hun gebied te maken zoals Strootman die ook gemaakt heeft voor de Drentse Aa, ‘Wij hebben ons dit gebied toegeëigend en wilden dolgraag zelf sturing geven aan de ontwikkelingen die op “ons” gebied afkomen’, vertelt Lenneke Büller, projectleider namens boeren en burgers van wat inmiddels gebiedsontwikkeling Aldeboarn-De Deelen (afgekort ADD) heet.
Net als het overige veenweidegebied in Friesland, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht heeft Aldeboarn-De Deelen te maken met bodemdaling door oxidatie van het veen. De klimaatopgave en stikstofproblematiek speelden destijds nog geen rol, maar het was al wel duidelijk dat er iets moest veranderen in het veenweidegebied.
Dit artikel staat in ROm maart 2023, een themanummer rond de verkiezingen voor provincie- en waterschapsbesturen. ROm is het vakmagazine voor ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een thuisabonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.
Mienskip
De gouden kans deed zich voor toen provincie en waterschap met een veenweidevisie kwamen, memoreert Büller. ‘Dit is onze kans, dachten we. Al is het maar voor een deel van ons gebied. We hoorden dat de provincie het liefst wilde werken in een gebiedsproces in samenspraak met mensen uit het gebied.’
Klaas Hommes, projectleider namens de provincie, bevestigt dat beeld en geeft aan dat de provincie het gebiedsinitiatief graag omarmde. ‘Als mensen zelf aan de slag willen met de toekomstige inrichting van het gebied; mooier kun je dat bijna niet krijgen.’
‘We hebben hier een traditie van elkaar opzoeken en de handen ineen slaan’
Het zit ook wel in de Friese cultuur, de mienskip. Zo stamt het eerste agrarische collectief uit deze provincie; dat was in het coulisselandschap van de Noardlike Fryske Wâlden. ‘We hebben hier een traditie van elkaar opzoeken en de handen ineen slaan als er een uitdaging is’, verklaart Foppe Hemminga. Hij is vertegenwoordiger van It Lege Midden, het collectief van agrarische natuurverenigingen, dat de stichting benaderde om samen aan de opgave te werken. Hemminga vertegenwoordigt de boeren in ADD-Zuid en loopt al een tijdje mee. Hij weet hoe het landelijke gebied wordt gedragen door wat de boeren doen, en dat die gewend zijn breder te kijken dan hun bedrijf. ‘Onze agrariërs weten hoe belangrijk het evenwicht met de natuur is. Dat zie je bijvoorbeeld bij het beleid voor de weidevogels, waar de boeren een sleutelrol in vervullen. We hebben hier niet het gevoel om tegenover de natuurorganisaties te staan. We moeten het samen doen.’
Hemminga wijst ook op het belang van de personen, zoals Lenneke Büller, die zich opwerpen om de kar te trekken én de overheid die bestuurlijk in staat is om met die achterban open te communiceren over de opgaven die er liggen, die ruimte geeft aan de betrokken mensen om daarmee aan de gang te gaan en oplossingen te bedenken. ‘Eén van de eerste stappen in onze aanpak is geweest om heel breed de opgaven te bespreken waar we mee te maken hebben en wat we zouden doen: afwachten en reageren als de overheid met een plan komt óf zelf aan het stuur zitten. We voelen ons beter bij dat laatste.’
KAART 1 Aldeboarn-De Deelen met oude lopen van de Boarn en een dik kleidek langs de rivier.
Draagvlak
Begin van het gebiedsproces was om samen te bepalen wat de belangrijkste thema’s waren. Voor de boeren was dat zelfsturing van het waterpeil, naast verbetering van de bodemvruchtbaarheid en onderzoek naar maïsteelt op veen zonder kerende grondbewerking. Hemminga: ‘Kijk, als je de melkveeboeren hier in Friesland vraagt wat ze willen, dan zeggen ze: melken. Melkveehouderij zal in onze ogen altijd drager voor het gebied blijven. Maar we zijn ook realistisch en weten dat er wat moet gebeuren. Een aantal boeren zal het in de verbreding van activiteiten zoeken, bijvoorbeeld met kamperen of zorg. Zeker voor dat laatste moet je geschikt zijn en de nodige vaardigheden hebben. In mijn ogen blijft dat klein bier. Het gaat er in grote lijnen toch om of er voldoende bedrijfseconomisch perspectief is met óf extensiever boeren onder natte omstandigheden, eventueel met wat andere inkomsten, óf dat een bedrijf toch beter kan worden verplaatst.’
Het projectteam heeft aanvullende verdienmodellen en de mogelijkheid van kavelruil aan de thema’s toegevoegd, vertelt Büller. ‘Nieuwe verdienmodellen zijn onvermijdelijk omdat het boerenbedrijf onder druk komt te staan als je het waterpeil verhoogt en de melkveehouderij beperkt in verband met de stikstofuitstoot en de afschaffing van de derogatie. Compensatie met grond en kavelruil maken het mogelijk om te extensiveren en de bedrijfsvoering aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Draagvlak krijgen bij de boeren is een basisvoorwaarde. Zij zijn de eigenaren en gebruikers van de grond. Daarom zijn we het gesprek met hen begonnen.’
Brede blik
Burgers als mede initiatiefnemers van het gebiedsproces heeft ADD nog iets anders opgeleverd. De focus lag daardoor niet alleen op de groen-blauwe opgaven. Van meet af aan werd de verbinding gelegd met de energietransitie, met woningbouw en leefbaarheid, het versterken van biodiversiteit, landschap en cultuurhistorie, en recreatie en toerisme,
In de overleggen met agrariërs en dorpsraden komen van beide kanten geen onredelijke wensen op tafel. Büller: ‘Ja, natuurlijk vonkt het wel eens. Als we het hebben over wandelpaden die het boerenland doorsnijden, dan heeft dat effect op de kavelstructuur en de bedrijfsvoering. Door te bespreken hoe die zaken kunnen samengaan én het gebied kunnen versterken, komen we er tot nu toe altijd uit.’
De brede blik vormt als een soort rode draad de kern van het gebiedsproces. Alle betrokkenen zitten aan tafel, alle uitdagingen komen in beeld. ‘Je kunt alle aspecten meenemen.’ Ecoloog Eddy Wymenga noemt het een ‘unieke ervaring’ om niet met een van tevoren dichtgetimmerde opdracht te werken, maar vanuit de gekozen uitgangspunten heel breed alle mogelijkheden te onderzoeken. Zo kijkt hij onder meer naar de bodemgesteldheid, de waterhuishouding, de gevolgen van vernatting op het landgebruik en de effecten voor flora en fauna. ‘Het is bijzonder dat dit zo uitvoerig en integraal aan de voorkant van een ontwerpproces kon gebeuren. Daarmee krijg je beter en breder inzicht in de kansen die er liggen.’
Natura 2000 De Deelen, resultaat van laagveenontginning, bestaat grotendeels uit uitgestrekte ondiepe petgaten. Daarom heen liggen landbouwgronden van puur veen, waar de peilverlagingen na de ruilverkaveling voor een forse bodemdaling hebben gezorgd en het alsmaar natter wordt.
In de gesprekken die Büller en Hemminga hier met de boeren hebben gevoerd, kwam al vrij snel naar voren dat ook zij zien dat in de zone rondom het natuurgebied veranderingen onvermijdbaar zijn. Wymenga: ‘Als je daar niets zou doen boeren ze achteruit. Dat gebied zien we nu als een overgangszone tussen natuur en landbouw waarmee we de vogelstand in De Deelen de kans te geven zich te herstellen.’
Noordelijk van deze ‘veenderijzone’ is het een ander verhaal. Daar ligt een grootschalig open weidegebied, waar de rivier de Boarn een kleipakket op het veen heeft afgezet. Ook hier zal vernatting veranderingen teweegbrengen, legt Wymenga uit. ‘Maar juist door heel breed te kijken én de ervaring van boeren mee te nemen, kunnen we veranderingen bespreekbaar maken.’ Er liggen veel mogelijkheden, bijvoorbeeld voor weidevogelbeheer onder het Aanvalsplan Grutto, vertelt de ecoloog. ‘Als je bodem en water leidend laat zijn voor wat er kan, dan krijg je vanzelf een fijnmazige ruimtelijke differentiatie van ontwikkelingsmogelijkheden. Dan zie je bijvoorbeeld dat het direct langs de Boarn, waar een dikke kleilaag ligt, niet zo effectief is om het peil te verhogen. Daar kunnen de boeren juist ruimte krijgen.’
Kaart 2 Aldeboarn-De Deelen met de natuurgebieden.
Stap voor stap
Op dit moment is het gebiedsproces in de fase van scenario-ontwikkeling. De scenario’s geven ook de agrariërs een eerste beeld van wat de opgaven en keuzes voor hen kunnen betekenen. Waar is meer reguliere landbouw op zijn plaats, waar kan een agrarisch bedrijf in aangepaste vorm verder en waar moet een boer overstappen op een ander bedrijfsmodel of ligt verplaatsing voor de hand?
‘We berekenen in de scenario’s de CO2-reductie van de maatregelen, maar ook de kosten van nadeelcompensatie in geld en in grond. Zo krijgen we helder in beeld waar we staan. Daar nemen we de boeren in mee. Zo werken we stapsgewijs naar een ontwerp toe, legt projectleider Büller uit. Zij geeft nadrukkelijk aan dat ze niet vanuit een vooropgezet idee werken. Visie en ontwerp ontstaan, op basis van een aantal parameters, in wisselwerking met de mensen in het gebied. Wat je ook doet, je moet het met beleid doen en open en transparant. Daar zijn alle betrokkenen het wel over eens.’
De provincie is meer een gebiedspartner dan een autoriteit die de lijnen uitzet
Ze benadrukt ook het belang van de gesprekken die ze hebben met elke individuele boer. ‘We willen de agrariër in de ogen kijken, er achter komen met wat voor iemand we te maken hebben, hoe het bedrijf in elkaar zit, wat zijn of haar wensen zijn, waar ze mee zitten. In zo’n persoonlijk gesprek is het veel gemakkelijker om het bijvoorbeeld te hebben over een overgangszone rond de Deelen.’ De vertrouwensband die met deze benadering is ontstaan, vormt de basis voor de samenwerking en gezamenlijke keuzes die eraan komen, aldus Büller. ‘De agrariërs praten open met ons over alles wat er speelt. Zij weten dat wij ook voor hen aan het werk zijn en dat als ze iets vragen er iets mee wordt gedaan.’
Provincie en waterschap zijn in Friesland meer gebiedspartner dan een autoriteit die de lijnen uitzet. Ze maken een vertaalslag van wat Europees en landelijk beleid voor het gebied betekent, en maken gebruik van instrumenten en financiële middelen die daarbij ter beschikking staan. De kunst is om niet directief op te treden, maar het gebiedsproces met die instrumenten en met geld juist te ondersteunen, zegt provinciaal projectleider Hommes.
‘Ook wij benaderen dit gebiedsproces stap voor stap: wat hebben we nodig, waar moeten we naartoe, welke aspecten zijn daarbij belangrijk, hoe kunnen we het samen voor elkaar krijgen. Dat zit hem enerzijds in de ruimtelijke inrichting, waar wij medeverantwoordelijkheid voor dragen, anderzijds in de vraag hoe we het allemaal gaan betalen. Zo hebben we vorig voorjaar met stoom en kokend water voor Aldeboarn-De Deelen een aanvraag gedaan voor de versnellingsagenda in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, en daarbij 22 miljoen euro opgehaald voor afwaardering van grond en bedrijfsgebouwen en voor subsidie om verplaatsing van boeren mogelijk te maken. We steunden daarbij volledig op de scenario’s die er liggen en de uitkomsten van de individuele gesprekken met de boeren: waar zitten stoppers en verplaatsers, waar boeren die willen veranderen of inzetten op het Aanvalsplan Grutto. Vooruitlopend op de toekomstige inrichting kunnen we daardoor toch al gericht handelen.’
Van massa naar marges
Los van de instrumenten die provincie, waterschap en gemeenten al in kunnen zetten, kijkt Hommes naar nieuw instrumentarium dat nodig is in het kader van de transitie. Zoals een objectief systeem om de schade van peilverhoging te bepalen en te berekenen hoe boeren in het veenweidegebied zijn te compenseren voor verlies aan inkomen en vermogen, of hoe je ze helpt verhuizen naar altijd duurdere grond. Compensatie kan plaatsvinden in geld, grond of een combinatie van beiden; afhankelijk van de situatie waarin de boer zit en wat hij of zij wil, aldus Hommes. ‘We delen onze ervaringen zowel met de Tweede Kamer als met LNV om te helpen de beleidsinstrumenten aan te scherpen.’
Büller vindt dat bijzonder om mee te maken. ‘Dat we echt samen met de provincie optrekken en aan de landelijke overheid en politiek kunnen laten zien wat er mogelijk is én wat daarvoor nodig is.’
Ze zou erg graag willen dat het in de gesprekken met het ministerie ook gaat over een het belonen van het leveren van maatschappelijke diensten. Het huidige agrarische bedrijfsmodel en ook de systematiek voor compensatie van de inkomens- en vermogensschade, hebben ‘optimale productie’ als uitgangspunt, zo legt ze uit. ‘Als we toe willen naar een systeem van voedsel produceren dat in evenwicht is met de natuurlijke omstandigheden, dan zullen we dat model moeten herzien. Van massa naar marge, daar gaat het om. Zeker in een veenweidegebied als Aldeboarn-De Deelen, waar heel veel opgaven samenkomen. Maar ook als je zoiets als het Aanvalsplan Grutto wil realiseren. Productie is in dat geval een van de doelen, niet het enige.’
We zullen als samenleving keuzes moeten maken, óók de consument, aldus Büller. ‘Het zijn de boeren die er vaak op worden aangekeken, maar die boer zit net als wij gevangen in een patroon van maximaal produceren – of consumeren – tegen de laagst mogelijke prijs.’