
Wethouder Adriaan van der Wulp en projectleider ruimtelijke ontwikkeling Marjolein Luyten aan het spelbord van de Woonbalans. Beeld Marcel Bayer. Dit artikel verscheen eerder in ROm, het vakblad voor de RO-professional. ROm is gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Klik hier voor een papieren of digitaal abonnement.
Het eiland Hoeksche Waard, onder de rook van Rotterdam en de Drechtsteden, ingeklemd tussen de Oude Maas en het Haringvliet, voelt bij wijze van spreken dagelijks de ruimtelijke druk. De fusiegemeente, die de eilanden Hoeksche Waard en Tiengemeten omvat, bestaat uit 14 dorpen en 37 buurtschappen; veel landelijk gebied dus.
Er wonen bijna 90.000 inwoners, met Oud-Beijerland, Numansdorp, ’s-Gravendeel, Strijen en Puttershoek als grootste kernen. Gemeente Hoeksche Waard wil bouwen naar behoefte. Doel is jaarlijks 500 woningen te bouwen voor alle doelgroepen. De gemeente wordt doorsneden door de A29 van noord naar zuid en de N217 van oost naar west, met de A15 en de A16 allebei ‘om de hoek’.
‘We zijn goed bereikbaar dus en het is hier mooi wonen’, benadrukt Van der Wulp. Wat zich vertaalt in een stevige uitgaande pendel. ‘Dagelijks gaan er 25.000 mensen de gemeente uit om elders te werken, en komen er 13.000 mensen binnen om hier te werken’. Er is ook veel vraag naar bedrijfsruimte. ‘Maar we willen onze kernwaarden behouden, wat inhoudt: een landelijk karakter met de agrarische sector als drager van het landschap.’
Collega-wethouder Robin Heij (Wonen) benadrukt dat ook. ‘We bouwen met respect voor het landschap.’ Hij geeft aan dat de gemeente eind vorig jaar samen met Alblasserwaard, Drechtsteden en Goeree-Overflakkee – de vier woonregio’s van Zuid-Holland Zuid – de Regionale Realisatieagenda met de provincie en het Rijk heeft vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd dat er van de woningbouw tweederde in het betaalbare segment (sociaal en middenduur) wordt gerealiseerd en elke gemeente toegroeit naar minimaal 30 procent sociale huur in de woningvoorraad. Nu bedraagt dit voor onze gemeente 24,9 procent. We houden ons aan die afspraken, maar op basis van onze eigen woningbouwprogrammering. Voor ons komt dat erop neer dat we op basis van onze behoefte zoveel mogelijk binnen de bestaande dorpskernen of direct aansluitend aan de dorpskernen bouwen en er drie gebieden zijn aangewezen voor grootschaliger woningbouw: bij Oud-Beijerland, ’s-Gravendeel en Numansdorp.’
Bordspel bij vooroverleg
Zoals bijna overal in het land is de urgentie voor de woningbouw in Hoeksche Waard groot. Om de woningbouw te versnellen, kwaliteit te behouden en toch ook al te werken in lijn met de Omgevingswet heeft de gemeente in samenwerking met Maakdestad de Woonbalans ontworpen.
Doel is dat een initiatiefnemer en de gemeente snel een concreet beeld hebben van de voornaamste uitgangspunten en ambities ten aanzien van de woonbehoefte en hoe de gemeente die weegt. Vandaar ‘de woonbalans’.
Een initiatiefnemer moet snel zien wat de beleidskaders en ambities zijn
Het gaat bijvoorbeeld om uitgangspunten en ambities op het gebied van duurzaamheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid, inrichting van de openbare ruimte, levensloopbestendigheid en bouwen voor bepaalde doelgroepen. Aan de hand van de Woonbalans kan een initiatiefnemer vrijwel in een oogopslag zien aan welke beleidsaspecten het plan moet voldoen. ‘En het mooie is dat we dit helemaal aan het begin van het initiatief kunnen meegeven aan de ontwikkelaar of aan de initiatiefnemer’, legt Marjolein Luyten uit, projectleider ruimtelijke ontwikkeling.
Dat gebeurt tijdens het intakegesprek bij het vooroverleg en bij de intaketafel, waar een aantal collega’s van de betrokken gemeentelijke afdelingen beoordeelt of het initiatief wenselijk en haalbaar is. Luyten: ‘Vervolgens zetten we de gekleurde pionnen samen met de initiatiefnemers op het spelbord en kijken we hoe het initiatief scoort op drie hoofdthema’s en achttien onderwerpen. Aan de hand daarvan voer je het goede gesprek over het realiseren van elkaars ambities.’
Woningbouw in de Torensteepolder bij Numansdorp. Beeld Jeffrey Groeneweg
De drie thema’s in de Woonbalans zijn: bouwen aan de toekomst, bouwen aan vitale dorpen, bouwen voor iedereen. In een werkboek kunnen de initiatiefnemers zien hoe die concreet zijn uitgewerkt.
Bij bouwen aan de toekomst gaat het om het gebouw of de gebouwen zelf. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de toekomstbestendigheid van de gebouwen op het gebied van duurzaam energiegebruik, circulariteit, bijdrage aan de biodiversiteit en aanpasbaarheid van de woningen.
Bij het tweede thema kijkt de gemeente hoe het initiatief bijdraagt aan de omgeving, met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, de openbare ruimte, groen of water voor de omgeving, gezondheid en veiligheid, en hoe de participatie rond het plan is geregeld. In het algemeen geldt bij dit thema dat transformatie de voorkeur krijgt boven sloop.
Bouwen voor iedereen krijgt z’n uitwerking in de vraag of het initiatief voldoet aan een concrete behoefte, of het snel is te realiseren én bijdraagt aan meer betaalbare woningen, en of het inspeelt op de vraag naar bijzondere woningen.
In één keer door de wasstraat
Inmiddels is het woonbalansspel een aantal keren gespeeld met initiatiefnemers, eerst om te testen en recentelijk bij nieuwe initiatieven voor twee inbreidinglocaties: een plan voor achttien seniorenappartementen midden in het dorp, en een initiatief voor deels appartementen, deels grondgebonden woningen, ook in een dorpskern.
Luyten is enthousiast: ‘De eerste ervaringen zijn goed. Het instrument is heel waardevol. In een uurtje heb je misschien wel dertig tot veertig vragen met elkaar doorgesproken, en heb je een serieus beeld over de haalbaarheid en waar nog aanscherping nodig is. Het biedt initiatiefnemers en de gemeente een helder kader voor wat we moeten doorspreken en voor de afweging. Voorheen hadden we alles wel opgeschreven in visies en richtlijnen, elke afdeling voor zich, maar had je niet meteen een goed overzicht van wat we wel en niet willen. De initiatiefnemer moest bij wijze van spreken telkens weer naar een ander loket. Nu haal je het plan als het ware in één keer door de wasstraat.’
Pure winst dat het gesprek direct op gang komt
Wethouder Heij noemt het ‘pure winst’ dat het gesprek direct op gang komt. ‘Voorheen kwam de initiatiefnemer bij het loket. Dat ging dan dicht, totdat we er intern allemaal naar hadden gekeken. De initiatiefnemer kreeg dan de uitkomst te horen; het plan voldoet wel of niet. En dan kon je ermee aan de slag en het plan opnieuw indienen. Met de Woonbalans gaat dat meteen interactief, voer je met elkaar het goede gesprek en worden direct mogelijke aanpassingen besproken. Dat komt de haalbaarheid ten goede. Ik vind het een enorme versnelling.’
Meer afwegingsruimte
Wethouder Van der Wulp noemt de Woonbalans en het bordspel erbij een ‘uniek instrument’ dat ‘ons als gemeentelijke overheid de nodige scherpte en tegelijk beleidsruimte geeft’. In die zin past het heel goed in wat er onder de Omgevingswet gedaan kan worden met de ruimtelijke besluitvorming, zegt hij. ‘Eerst dien je er als overheid voor te zorgen dat je op een rij hebt wat je wilt met een bepaald gebied of type locatie. Dat leg je vast in de omgevingsvisie en het omgevingsplan, maar ook in het kader voor een concreet instrument als de Woonbalans.’
Het bordspel brengt heel goed in beeld waar de afwegingsruimte ligt, aldus de wethouder. ‘Als het aan ons ligt gaan we deze methode toepassen op alle ruimtelijke initiatieven.’
Samen met Marjolein Luyten laat hij zien hoe het spel werkt met rode, gele en groene pionnen. Het bord doet denken aan Mens erger je niet! Voor elk aspect binnen de drie thema’s kun je rood, geel of groen scoren, wat staat voor de scores bovengemiddeld, gemiddeld en onvoldoende. Rode pionnen zijn een wake-upcall, waar de initiatiefnemer dan aan moet werken. Bij de uiteindelijke beoordeling moeten alle thema’s, met pionnen in het hart van het bord, liefst groen en minimaal geel zijn. Rode onderwerpen binnen de thema’s moeten met groen worden gecompenseerd. Per thema zijn er maximaal op een of twee onderwerpen rode scores toegestaan.
Luyten geeft een voorbeeld. ‘Stel een corporatie lukt het niet om bij alle woningen in een project nul-op-de-meter te scoren, dan kan ie dat compenseren met extra faciliteiten voor elektrisch rijden.’
Onderhandelingsruimte in de Woonbalans vraagt om speelruimte vanuit de gemeenteraad. Die is daarom meegenomen in de opzet van dit instrument en heeft het spel al een keer gespeeld. ‘We willen meedenken met de initiatiefnemer, vanuit een ja-mitshouding. Dat is voor de hele organisatie een cultuuromslag’, verklaart wethouder Van der Wulp.
Schema proces Woonbalans. Beeld Gemeente Hoeksche Waard/Maakdestad
‘Om het proces te versnellen hebben we die tweetrapsraket van eerst de intake, daarna de omgevingstafel, waar alle relevante disciplines bij betrokken zijn en waar het plan wordt beoordeeld. Als je op basis van het woonbalansspel dan probeert te komen tot een haalbare mix van doelen en ambities, moet je mensen hebben die er zo naar kunnen kijken. We zijn druk bezig om onze mensen dat te leren. Maar het vraagt ook wat van raadsleden, inderdaad. Als die elk plan achteraf weer gaan toetsen op elke aparte ambities of beleidsdoel schieten we niet veel op.
Hoe we het gaan doen, wanneer we een initiatief wel aan de raad voorleggen en wanneer niet, bespreek ik met een aparte raadswerkgroep. Die heb ik daarom in deze collegeperiode laten oprichten. Juist met oog op de veranderde rol die we met de Omgevingswet krijgen.’
Soepelheid en lenigheid
Hoeksche Waard ligt goed op koers voor de implementatie van de Omgevingswet, geeft wethouder Van der Wulp aan. ‘Al willen we wel graag nog enkele beleidsambtenaren op seniorniveau aantrekken, die ervaring hebben met die andere manier van werken. Neem de participatie, die onder de Omgevingswet nog crucialer wordt. Het is trouwens altijd van belang om ruim draagvlak te hebben bij ruimtelijke projecten in deze – laat ik het even voorzichtig formuleren – uitdagende wereld. Hoe organiseer en toets je die participatie? Dat vraagt wel een andere aanpak. Een gemeente als Hoeksche Waard heeft daar extra mensen voor nodig, net als voor de complexe ICT-systemen die nodig zijn.’
Er mag best wat meer flexibiliteit in de provinciale regelgeving
De middelen daarvoor zijn niet voldoende, geeft hij aan. ‘Het mag dan wel zo zijn dat de nieuwe wetgeving er is om regelgeving en procedures te vereenvoudigen, het nieuwe werken wordt er niet eenvoudiger op. Dat vraagt gewoon om extra menskracht en dus extra middelen.’ Van de provincie verwacht hij meer flexibiliteit in de provinciale regelgeving, om slagvaardiger en vooral betere afwegingen te kunnen maken. ‘Wij willen bewegingsruimte hebben. Nu staat de provincie als het gaat om bouwen net buiten de bebouwde kom wel heel snel op de rem.’
Collega Heij omschrijft het als volgt: ‘Die soepelheid en lenigheid die de Omgevingswet van de overheid vraagt, mag de provincie best wat meer tonen. We lopen nu vaak aan tegen strakke regelgeving, niet alleen voor bouwen buiten bestaand dorps- en stadsgebied. Soms wil je ontwikkelaars net even wat meer perspectief op de langere termijn bieden waardoor men al kan beginnen met bijvoorbeeld een nieuwe verkeersontsluiting.'
'Als dat dan niet in de programmering en plannen van de provincie past, krijg je daar nul op het rekest. Dat moet anders kunnen. Ik vind dat de provincie nog te veel op de toezichthoudende rol zit. Ze zouden wat meer moeten beseffen dat wij als gemeenten en als primair betrokken overheid zelf ook heel goed afwegingen kunnen maken.’