We maken kennis met twee cynische pissebedden (‘het zal onze tijd wel duren, die van jullie niet’, gniffelen ze). We leren over de bijna negen miljoen soorten op aarde waar er elke seconde een van uitsterft en het ‘kantelpunt’ dat we mogelijk beleven als de teller op 7.5 miljoen soorten staat.
In de voorstelling wordt dat kantelpunt - waarna ecosystemen instorten- aanschouwelijk gemaakt met het houten staafjesspel Jenga. Uit een toren van kruislings gestapelde houten staafjes, trekken de spelers beurtelings een staafje. Wie door het uitnemen van een laatste staafje de toren doet instorten, heeft verloren.
Als de kikkers die niet doorhebben dat ze gekookt worden, beleven we vooral het laatst uitgenomen blokje dat geen noemenswaardige gevolgen voor de toren had. Zo zien we ook alleen het meest recente stukje verschraling van de natuur.
We spelen Jenga en hebben geen idee dat de toren op instorten staat. Dat fenomeen heet natuuramnesie, leren we van Gouden Haas. Volgens de diagnose zijn we door deze aandoening nog onvoldoende in paniek en blijven daarom radicale maatregelen tot behoud van de biodiversiteit uit.
Het falend ‘goorgeheugen’
Niet per se om te relativeren, wil ik daartegenover een andere ziekte benoemen. Ik noem het nu maar even ons falend ‘goorgeheugen’. Het verschijnsel waarin iedere verandering in de natuurlijke omgeving wordt geduid als bewijs van de naderende ondergang. In dat verhaal is geen plaats voor de herinnering aan de vervuiling van vroeger en daarmee aan de grote vooruitgang die op verschillende milieuvlakken is geboekt.
Minder dan een mensenleven geleden was het normaal om huis- en industrieel afval te dumpen op vuilnisbelten. Nog lang niet alle delen van het buitengebied hadden riolering. Waterzuiveringsinstallaties dekten niet alle lozingen op het buitenwater. Dikke schuimlagen bedekten regelmatig het water van vaarten en kanalen.
Angstige samenzang
De meeste natuurgebieden van nu waren nog in gebruik als agrarische grond. De was kon op veel plekken vanwege de luchtvervuiling maar beter niet buiten drogen. Wie in de gracht zwom was een dronken corpsstudent, anderen lieten dat wel uit hun hoofd. Uit angst voor fietswrakken, kadavers en de Ziekte van Weil. De tuinder begroef de lege blikken van zijn gewasbeschermingsmiddelen en de stadspleinen stonden vol geparkeerde auto’s zonder katalysator.
Natuuramnesie is een zorgelijk verschijnsel, maar het falende goorgeheugen verdient echt meer aandacht. Zien wat bereikt is geeft tenminste nog een beetje vertrouwen in oplossingen. Het is ook een beter medicijn tegen klimaat- en biodiversiteitspaniek dan angstige samenzang van gelijkgestemden op Terschellinger veldjes.