In 2030 is bijna een kwart van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder. Van die 4,2 miljoen 65-plussers zijn er zo’n 2 miljoen ouder dan 75, en bijna een half miljoen van hen zijn boven de 85. Dat betekent een flinke toename van het aantal mensen dat in meerdere of mindere mate zorg nodig heeft.
Dit alles terwijl het aantal mensen dat in de zorg werkt afneemt - en blijft afnemen. Simpelweg vanwege demografische redenen, omdat er relatief gezien minder mensen in de werkzame leeftijd zijn, maar ook vanwege stevige concurrentie op de arbeidsmarkt vanuit andere sectoren. Zo lang mogelijk thuis blijven wonen, eventueel met zorg aan huis, wordt dus steeds ingewikkelder.
Dit vraagt om nieuwe woonoplossingen: zelfstandige wooneenheden, maar wel in een gezamenlijk wooncomplex, met mogelijkheden om zorg te krijgen als dat nodig is
Bejaardenhuizen hebben we niet meer, vanuit de gedachte dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen - en als het kan, willen de meeste mensen dat ook graag. Maar in dat ‘als het kan’, zit precies het knelpunt. Want voor ouderen die meer dan alleen de eenvoudige zorg nodig hebben, is thuis wonen vaak echt geen optie meer. Voor een verpleeghuisplaats zijn ze nog te ‘goed’ en daar zijn, nu geplande uitbreiding door het kabinet bevroren is, nog vele wachtenden voor hen.
Marktwerking
Dat vraagt dus om nieuwe woonoplossingen voor ouderen. Zelfstandige wooneenheden, maar wel in een gezamenlijk wooncomplex, met mogelijkheden om zorg te krijgen als dat nodig is. Geen gebouwen met de spruitjeslucht van ouderwetse bejaardenhuizen, maar gebouwen met een inrichting die tegemoet komt aan de behoeften van moderne ouderen. Met ontmoetingsruimtes, ruime rolstoelvriendelijke gangen, gedeelde tuinen. Waar mensen gewoon individueel huur betalen, en als het nodig is zorg kunnen krijgen.
Inmiddels hebben private partijen dit ‘gat’ tussen thuis blijven wonen en het verpleeghuis ontdekt. Overal in het land zie je ze opduiken: de woonzorgvilla’s in prachtige oude landhuizen of comfortabele nieuwbouwcomplexen. Hier kun je zelfstandig wonen, en er is zorg beschikbaar voor als het nodig is. Daar hangt wél een prijskaartje aan, want de belegger ziet natuurlijk graag een aardig rendement. Maandhuren van meer dan 2.500 euro zijn er heel gebruikelijk.
Schaarste
En daar wringt ‘m de schoen. Want als het volgens de bestemming mag, kunnen deze woonzorgvilla’s zich in principe overal vestigen. Als ze in één regio een contract hebben met een zorgkantoor, kunnen ze overal in Nederland zorg declareren. Of er in een regio behoefte is aan dit luxe woonzorgaanbod, doet er niet toe voor de aanbieder: de bewoners komen toch wel. Die bewoners van buiten de regio, doen vervolgens wel een beroep op de schaarse lokale huisartsen, fysiotherapeuten en andere zorgverleners. En de inwoner met de smalle beurs, die zich geen woonzorgvilla kan veroorloven, blijft noodgedwongen thuis wonen en ziet zijn zorgaanbod verder verschralen.
Gemeenten en zorgkantoren moeten meer mogelijkheden krijgen om te sturen welke ouderenhuisvesting waar mag komen
Gemeenten en zorgkantoren moeten daarom meer mogelijkheden krijgen om te sturen welke ouderenhuisvesting waar mag komen. Graag onderzoek ik samen met alle betrokken partijen hoe we de komende jaren ook ouderenhuisvesting kunnen realiseren voor mensen die zich géén maandhuur van meer dan 2.500 euro kunnen veroorloven. En dat hoeft echt niet allemaal sociale huur te zijn - middenhuur is zeker ook mogelijk. Laten we samen zorgen dat we straks voor alle ouderen, ongeacht hun inkomensklasse, goede en betaalbare, toekomstbestendige huisvesting beschikbaar hebben.
Liesbeth Grijsen was tot 12 juli jl. wethouder Ruimtelijke ontwikkeling, Omgevingswet en gebiedsontwikkeling in de gemeente Deventer, voorzitter van de VNG-Commissie Ruimte, Wonen en Milieu en voorzitter van Themagroep Leefomgeving en stedelijke transformatie van het G40 Stedennetwerk. Nu is zij gedeputeerde Wonen, Ruimtelijke Ordening, Participatie.