‘Als je aan één knop in het systeem draait, draait de rest mee’

Gebiedsgerichte aanpak met water en bodem sturend in ’t Aa-dal Noord

Gebiedsontwikkeling Landelijk gebied Klimaatadaptatie
Schets van Aa-dal Noord. In het landelijk gebied eromheen liggen veel boerenbedrijven en verspreid gelegen dorpen. De ruimtelijke opgaven zijn heel divers, van het terugdringen van de stikstofuitstoot en de energietransitie tot het verbeteren van de
Auteur Marcel Bayer

13 september 2023 om 21:30, Leestijd ca. 10 minuten


Een beter begrip van het onderliggende systeem van ondergrond, waterhuishouding en landschap helpt om de juiste keuzes te maken bij de ruimtelijke en maatschappelijke opgaven in het Brabantse Aa-dal Noord. De stortregens, die Deurne, Asten en Someren in juni 2016 overvielen, waren voor de overheden de wake-upcall en aanleiding voor ruimtelijke keuzes waarbij rekening wordt gehouden met kwetsbaarheden op het vlak van hitte, droogte, wateroverlast en overstroming.

Schets van Aa-dal Noord. In het landelijk gebied eromheen liggen veel boerenbedrijven en verspreid gelegen dorpen. De ruimtelijke opgaven zijn heel divers, van het terugdringen van de stikstofuitstoot en de energietransitie tot het verbeteren van de

Dit artikel staat in ROm september 2023. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een abonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.

In Noord-Brabant, ten zuidoosten van Den Bosch en ten noorden van Helmond, ligt Aa-dal Noord. Daarmee wordt het stroomgebied van een deel van de beek de Aa bedoeld. Vorig jaar is voor ’t Aa-dal Noord een zogenaamde Groenblauwe Gebiedsgerichte Aanpak (GGA) opgestart. Naast bijvoorbeeld de transitie van de landbouw en de behoefte aan meer woningen, ligt er een opgave om het gebied klimaatrobuust te maken en de waterkwaliteit te verbeteren. Waterschap Aa en Maas is trekker van dit gebiedsproces met verder aan tafel de drie gemeenten Meierijstad, Bernheze en Laarbeek, Provincie Noord-Brabant, ZLTO en iets meer op afstand Staatsbosbeheer, Brabants Landschap, lokale heemkundekringen en bewoners. ‘We werken samen aan een integrale visie op het gebied en hebben vorig jaar, met de partners in het gebiedsproces, de doelen bepaald waar we aan willen werken’, vertelt Erik Oomen, beleidsadviseur bij Waterschap Aa en Maas. ‘In grote lijnen komt het erop neer dat we de beek weer meer ruimte willen geven, zodat het water beter stroomt en er op meerdere plekken een geleidelijker overgang komt van water naar land. Zo kunnen we water beter vasthouden en komt er meer dynamiek, wat de biodiversiteit weer versterkt. Hier en daar mag de beek weer meanderen en erlangs leggen we een ecologische verbindingszone aan die natuurgebieden met elkaar verbindt. Ook maken we enkele stuwen en gemalen vispasseerbaar.’ 

De alarmbellen gingen af na de stortregens en wateroverlast in de zomer van 2016

Water en bodem sturend is in dit deel van Brabant al geen theorie meer sinds de zomer van 2016. In juni viel toen in enkele uren meer water dan normaal in een maand. De gemeenten Deurne, Asten en Someren werden het ergst getroffen. De alarmbellen gingen ook af in Veghel, Schijndel en Sint-Oedenrode, tegenwoordig Gemeente Meijerijstad. ‘Iedereen werd verrast door de hoeveelheid water, de grootte van de hagelstenen, de schade’, weet Peter van der Haar, beleidsondernemer ruimtelijke adaptatie in die gemeente, zich nog goed te herinneren. Een jaar later kwam het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, wat voor hem, zijn gemeente en het waterschap waar hij eerder werkte, aanleiding was om het anders te gaan doen. Er lag nog geen integrale en vastgestelde visie over hoe in te spelen op de klimaatverandering en niet iedereen was daar bij de gemeente klaar voor tijdens een ingrijpend fusieproces.

Hoewel er nog geen vastgesteld beleid is, zijn er inmiddels door de gemeente al besluiten genomen in de geest van het leidende principe Water- en Bodemsysteem Sturend (WBS), vertelt Van der Haar. ‘Zo heeft de gemeenteraad het voorkeursrecht van een woningbouwlocatie in Schijndel afgehaald, omdat de landschapsomstandigheden aangaven dat weersextremen niet goed konden worden opgevangen of tegen heel hoge kosten. Mede als onderbouwing heeft hiervoor de Klimaatonderlegger gediend: de op kaart gezette operationalisering van Water- en Bodemsysteem Sturend. Deze kaart is uit lagen opgebouwd, zoals bijvoorbeeld de waterhuishouding, de bodemgesteldheid en de relatieve hoogtekaart.’ 

De ‘taal’ van het systeem

Onderzoekers van Wageningen Environmental Research (WUR) volgen en ondersteunen het gebiedsproces GGA in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Myrjam de Graaf, senior onderzoeker en projectmanager bij WUR: ‘We brengen in kaart hoe de verschillende ruimtelijke opgaven elkaar beïnvloeden ter ondersteuning van de beleidskeuzes. Bij water en bodem sturend gaat het erom dat je kijkt naar het natuurlijk systeem als geheel. Hoe functioneert dat van nature precies? Hoe heeft dit systeem zich in de loop der tijd ontwikkeld? Wat is er aangepast en hoe kunnen we het natuurlijke proces benutten om de regio klimaatbestendig en robuust te maken, zodat ze tegen een stootje kan? 

We maken als het ware de “taal” van het systeem inzichtelijk en bieden daarmee het onderliggende plaatje voor het gebiedsproces. Daarmee kun je vervolgens besluiten nemen die het hele systeem ten goede komen en positief uitpakken voor meerdere opgaven. Je wilt natuurlijk voorkomen dat een oplossing voor de ene opgave juist op een ander vlak voor nieuwe problemen zorgt. Alle onderdelen van het natuurlijk systeem zijn namelijk met elkaar verbonden. Als je aan één knop draait, draait de rest mee.’ 

‘Kijken naar het systeem werkt anders dan denken vanuit de gebruikelijke sectorale beleidsopgaves’

Op een driedimensionale weergave van het gebied loopt ze langs het karakteristieke elementen in het landschap zoals de beekdalen, de dekzandruggen en de essen. De Graaf: ‘Die eerdgronden hebben over het algemeen een vruchtbare bodem. Dit maakt dat ze kansrijk zijn voor allerlei ontwikkelingen. Zo zijn ze vanuit de omstandigheden ter plekke bijvoorbeeld heel geschikt voor natuurvriendelijke agrarische activiteiten en versterking van de biodiversiteit. Het zou zonde zijn om op deze gronden dan zonneweides aan te leggen. 

Een ander voorbeeld is het beekdal. Het hoogteverschil in dit dal kun je benutten voor het creëren van overgangen in flora en fauna van droog naar nat en voedselarm naar voedselrijk. Hierdoor ontstaat er een divers landschap voor de natuur, worden er mogelijkheden voor waterberging gecreëerd in de lage delen, zijn verschillende vormen van natuurvriendelijke landbouw mogelijk én kun je de waarde voor recreatie verhogen. Op deze manier herstel je het bodem- en watersysteem en werk je ook nog eens aan oplossingen voor verschillende opgaven.’

Integrale, haalbare stappen

De systematische benadering van de WUR-onderzoekers sluit goed aan bij de integraliteit waarmee de overheden, natuur- en landschapsorganisaties naar het gebied willen kijken, zoals ook tot uiting komt in de Klimaatonderlegger. ‘We proberen al wat langer integraal naar het gebied te kijken, maar toch staan altijd onze eigen waterdoelen voorop’, vertelt Simon Schimmel, projectleider bij het waterschap. ‘Het is een ander vertrekpunt. We zijn gewend te beginnen met een ontwerp en dan maar kijken waar dat goed te verenigen is met de opgaven van andere partijen. Dat kijken naar het systeem werkt ook anders dan denken vanuit de gebruikelijke sectorale beleidsopgaves. Je neemt meerdere opgaven in één keer mee en krijgt een veel beter beeld van het geheel. Door het systeem van water en bodem daadwerkelijk als sturend mee te nemen, zie je ook hoe mogelijke maatregelen kunnen uitpakken.’ 

De Feitenkaart, die in Noord-Brabant dient als zogenaamde Klimaatonderlegger; de op kaart gezette operationalisering van Water- en Bodemsysteem Sturend. Deze kaart is uit lagen opgebouwd, zoals bijvoorbeeld de waterhuishouding, de bodemgesteldheid en de relatieve hoogtekaart.’ Bron: klimaatportal van Provincie Noord-Brabant

Schimmel denkt dat de driedimensionale weergave van ’t Aa-dal Noord en de Klimaatonderlegger een heel stevige basis vormen voor ruimtelijke keuzes. ‘We gaan natuurlijk niet in één stap alle opgaven aanpakken. Daarvoor zijn ze te complex. Omdat je nu inzicht hebt in hoe zaken samenhangen, kun je wel de beste en meest haalbare stappen met elkaar afspreken. We zijn met z’n allen altijd en overal op zoek naar manieren hoe het wel kan. En dan scoren we misschien niet op alle onderdelen een 10 of op één onderdeel een 10 en op een ander een 5, maar op alle onderdelen straks een 8. Dat zou een significante vooruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie en er kan nog steeds goed gewoond, gewerkt en geleefd worden in het hele gebied.’

Omgevingswet

Die zoektocht naar hoe het wel kan, spreekt Van der Haar aan. Hij noemt zich niet voor niets beleidsondernemer, wat erop neer komt dat hij graag oplossingen zoekt en het initiatief neemt. Dat is best nog een uitdaging, want zo zitten bijvoorbeeld de collega’s van ruimtelijke ordening vaak nog op de lijn van het exclusief bestemmen van functies. ‘Vorig jaar tijdens de Design Week werd een kaart voor Noord-Brabant gepresenteerd met de Klimaatonderlegger als basis en daarop geprojecteerd de geplande woningbouw- en bedrijvenlocaties. Conclusie: 80 procent ligt vanuit de landschapsomstandigheden op de verkeerde plek. 

Terwijl als je kijkt op welke locaties welke functies elkaar nou echt volledig uitsluiten, dan zijn dat er heel weinig. Je ziet ook op verschillende plekken dat, als je uitgaat van de kansen die natuur en landschap bieden, er best veel gecombineerd kan worden. In de buurgemeente Maashorst bijvoorbeeld wordt in het kader van het project Peel Natuurdorpen een locatie voor tiny houses ontwikkeld op het grondgebied van en in samenwerking met een agrariër. Daar worden de tot voor kort onverenigbare functies wonen, landbouw en natuur verenigd. Op andere plekken zie je woningbouw, natuurontwikkeling en recreatie heel goed samengaan.’

Van der Haar geeft aan dat de Gebiedsgerichte Groenblauwe Aanpak goed past in wat de Omgevingswet van gemeenten vraagt: een omgevingsvisie en een omgevingsplan opstellen vanuit het perspectief om in 2050 een veilige gezonde omgeving te hebben. ‘Daarom bekijken we momenteel welke opgaven op de gemeente afkomen: van de Kaderrichtlijn Water uit Brussel, het landelijk Programma Landelijk Gebied tot aan de eigen woonopgave. We verkennen ook of er naast het leidende principe van Water- en Bodemsysteem Sturend nog andere leidende principes kunnen worden geformuleerd. Dat moet dan een afwegingskader opleveren voor onze ruimtelijke beslissingen.’

Juist daarom is hij blij dat het waterschap in dit gebiedsproces in de lead is. ‘Ze pakken dat op vanuit de opgaven voor waterberging en ecologische verbindingszones, en dat zijn nou juist heel concrete opgaven, die bijna op de vierkante meter nauwkeurig op de kaart zijn te bepalen. Ik kan het gebruiken om intern collega’s te laten zien wat het je kan brengen als je opgavengestuurd en vanuit een leidend principe werkt.’

Op feiten gebaseerde keuzes

Zowel projectleider Schimmel als zijn collega Oomen vinden het prettig om de WUR er als onafhankelijke partij bij te hebben. ‘Ik denk dat het ons heel erg helpt. Het voelt toch anders als zo’n wetenschappelijk instituut de feiten en inzichten aandraagt, dan wanneer wij onze kennis en ervaring inbrengen of een partij in opdracht van ons’, is de overtuiging van Oomen. 

‘Ik hoop dat het ook helpt om op basis van die feiten de afwegingen te maken en keuzes te maken, zonder dat het meteen al te veel politiek wordt. Uiteindelijk moeten bestuur en politiek de knopen doorhakken, maar het zou goed zijn als tijdens het gebiedsproces zelf we met alle betrokkenen tot goede, samenhangende voorstellen komen.’ 

‘Het is niet gemakkelijk om de systematische samenhang, de stappen die je zet goed uit te leggen’

De uitdaging is nog wel om de wetenschappelijke benadering van de WUR voor alle partijen op een goede manier uit te leggen, denkt Schimmel. ‘Ik werk een aantal jaren in de waterwereld, waar het ook een uitdaging is om voor alle betrokkenen praktisch te vertalen wat je wilt bereiken. Daar gaan we volgens mij de goede kant mee op. Maar om zo’n systematische samenhang goed inzichtelijk te maken en uit te leggen waarom je welke stappen zet, dat is niet gemakkelijk.’ Herkenbaar, reageert onderzoeker De Graaf. Ze zegt te merken dat de betrokkenen bij dit project echt “aan” staan. ‘Er zit goede energie op.’ Tegelijkertijd zijn de eerste reacties nog wisselend, merkt ze. ‘Voor strategische partners sluit dit precies aan bij wat ze nodig hebben. Voor professionals die meer tactisch aan een bepaalde opgave verbonden zijn, is het soms nog zoeken. Dat kan ik me ook voorstellen, want het is écht een andere manier van denken, waarbij je meer rekening moet houden met factoren buiten je eigen werk- en expertisegebied.’

De bedoeling is dat de ervaringen in Aa-dal Noord een aanpak opleveren voor alle hoge zandgronden in Nederland: van Brabant en Limburg tot Gelderland, Overijssel en delen van Drenthe. De Graaf: ‘Ik hoop dat de methodiek die wij ontwikkelen, regio’s gaat helpen om aan een toekomst te werken waarin het bodem-watersysteem centraal staat.’ 

Gerelateerde Artikelen