Minister De Jonge aan Eerste Kamer over eerste ervaringen met Omgevingswet

‘Hele DSO-keten werkt voldoende’

Omgevingswetgeving
Minister Hugo de Jonge aan Eerste Kamer: 'We hebben interbestuurlijk afgesproken dat bevoegd gezagen de TAM vooralsnog één jaar kunnen gebruiken' Beeld Martijn Beekman/BZK
Auteur Marcel Bayer

22 februari 2024 om 15:57, Leestijd ca. 7 minuten


Geen verstoringen in de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en we houden de vinger aan de pols. Dat is de hoofdboodschap van minister Hugo de Jonge (BZK, Omgevingswet) in antwoord op vragen uit de Eerste Kamer. ‘De hele DSO-keten werkt voldoende, zowel de vergunningverlening als de planvorming, met inbegrip van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM, red).

Minister Hugo de Jonge aan Eerste Kamer: 'We hebben interbestuurlijk afgesproken dat bevoegd gezagen de TAM vooralsnog één jaar kunnen gebruiken' Beeld Martijn Beekman/BZK

De Eerste Kamer maakte zich eind vorig jaar vooral grote zorgen over de werking van het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet). GroenLinks/PvdA, BBB en Volt vroegen minister Hugo de Jonge achteraf of de minister tijdens het interpellatiedebat op 21 november vorig jaar op de hoogte was van een nogal verontrustende tussenrapportage over het functioneren van de planketen in het DSO. Ook vroegen ze of er sinds 1 januari problemen zijn geweest met de publicatie van plannen of besluiten. 

De Jonge was op de hoogte, geeft hij deze week in zijn antwoord aan. Hij verwijst naar de laatste ronde van Indringend Ketentesten (IKT), bedoeld om vast te stellen wat goed werkt in de keten van het DSO en wat niet, dus van planvorming tot aan de afhandeling van aanvragen. In die laatste ronde is in het bijzonder gekeken naar functionaliteiten als basismutaties, ontwerp, renvooi en het tonen in de DSO-LV viewers. ‘De resultaten laten zien dat de hele DSO-keten, zowel vergunningverlening als planvorming met inbegrip van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM, red), voldoende werkt en de afgelopen maanden ook werkte’, aldus de minister. 

Terugvaloptie

De TAM bieden een tijdelijke terugvaloptie, voor het geval een bevoegd gezag niet op tijd gebruik kan maken van bepaalde functionaliteiten van het DSO. Het was te verwachten dat veel bevoegde gezagen nog met het ‘oude’ systeem zouden werken omdat ze nog niet helemaal klaar zijn met bepaalde functionaliteiten van het DSO. 

De Eerste Kamerleden vroegen of alle gemeenten nu de tijdelijke route kiezen voor het opstellen van omgevingsdocumenten, dus op basis van de IMRO2012-standaard (TAM-IMRO), om deze dan later om te zetten in het DSO. Daarop antwoordt De Jonge: ‘Bevoegd gezagen maken zelf de keuze of ze via de TAM-IMRO of via het hoofdspoor (STOP-TPOD) publiceren. Beide is technisch mogelijk en beide type publicaties worden zichtbaar in het DSO.’ Gemeenten doen het allebei, zo blijkt uit de beschikbare gegevens over januari en februari. 

Hoeveel plannen inmiddels zijn gepubliceerd kan de minister nog niet zeggen. Daarover rapporteert hij de Kamer aan het eind van elk kwartaal.  Hij geeft wel aan dat er in de eerste weken na inwerkingtreding ‘geen grote verstoringen in DSO-LV hebben plaatsgevonden’. Vergunningen worden aangevraagd en bevoegd gezagen zijn deze aan het afhandelen. Zoals voorzien zijn er vragen over inhoud, nieuwe processen en het werken met het Omgevingsloket. Het lukt het informatiepunt leefomgeving (IPLO) om deze binnen de afgesproken termijnen te beantwoorden, zo zegt De Jonge.

Uitfaseren TAM

De minister geeft aan dat met de bestuurlijke partners een exitstrategie voor de TAM is besproken. ‘We hebben interbestuurlijk afgesproken dat bevoegd gezagen de TAM vooralsnog één jaar kunnen gebruiken ... en medio dit jaar besloten zal worden om deze eventueel met één of twee jaar te verlengen.’

Het werken met twee systemen naast elkaar is voor dit moment nog handig, maar jaagt gemeenten en andere overheden ook op extra kosten. Vandaar de vraag van de Eerste Kamerleden of de regering kan inschatten welke extra kosten en capaciteit hiermee gemoeid zijn, en wat het kabinet hieraan gaat doen.

De Jonge bevestigt het dubbele werk: ‘De zogeheten TAM-IMRO omgevingsplannen moeten op termijn worden omgezet in de STOP-TPOD techniek. Hoeveel capaciteit dit dubbel werk kost, is niet eenduidig aan te geven. Dit hangt af van verschillende (lokale) factoren en keuzes en verschilt dus per bevoegd gezag. Het dubbel werk is ook een argument om niet te lang door te gaan met de TAM-Omgevingsplan.’

Het dubbel werk is ook een argument om niet te lang door te gaan met TAM-Omgevingsplan

 

Voor wat betreft de financiën is interbestuurlijk afgesproken dat alle kosten mee worden genomen in de financiële monitoring. De financiële effecten van mogelijk dubbel werk in verband met de TAM worden hierin meegenomen. Eind dit jaar komt het onderzoek naar de transitiekosten beschikbaar, waar de besturen zich dan over buigen. De minister geeft aan de uitkomst van het onderzoek en het bestuurlijk overleg met de Kamer te delen. 

Klanttevredenheid en effectiviteit

De vragenstellers uit de Eerste Kamer willen dat de klanttevredenheid en de effectiviteit wordt gemeten van het nieuwe juridische stelsel voor de leefomgeving.

De klanttevredenheid is geen specifiek doel van de monitoring en evaluatie, geeft minister De Jonge aan. Wel wordt naar het maatschappelijk effect van het juridische stelsel gekeken, zo zegt hij. ‘Bij het zicht houden op de huidige gang van zaken in de implementatie wordt door het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) bijgehouden wat de waardering van de gegeven antwoorden is. In het Omgevingsloket wordt de klantreis bijgehouden. Zo is zichtbaar of een aanvrager de weg weet te vinden in het loket. Daarnaast zijn er gebruikerspanels voor het DSO ingericht.’ 

Kijken wat verbeterpunten zijn is een doorlopend proces, aldus de minister. De Monitor Werking Omgevingswet kijkt expliciet naar de vier verbeterdoelen van de Omgevingswet, waaronder het versnellen en verbeteren van de besluitvorming, antwoordt De Jonge op de vraag over de effectiviteit van het nieuwe stelsel voor de omgevingswetgeving. ‘Er wordt onderzocht of betrokkenen een versnelling van de besluitvorming ervaren. Bijvoorbeeld omdat betrokkenen met één vergunningaanvraag verschillende toestemmingen voor activiteiten kunnen krijgen.’

De minister wijst erop dat het ervaren van snellere besluitvorming verder reikt dan enkel de formele besluitvorming. ‘Ook de voortrajecten en informele voorbereidende processen zijn onderdeel van het besluitvormingsproces.’

Kijken wat verbeterpunten zijn is een doorlopend proces

De Monitor Werking Omgevingswet kent meerdere bronnen. De kwantitatieve informatie is afkomstig van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Deze informatie komt dus generiek, voor heel Nederland, beschikbaar. Bij de kwalitatieve indicatoren wordt gebruik gemaakt van casestudies. De benodigde informatie wordt bij deze indicatoren verzameld door een adviesbureau of andere externe partij. Daarnaast zal de onafhankelijke evaluatiecommissie jaarlijks reflecteren op de uitkomsten van de monitor, waarmee de onafhankelijkheid is geborgd.

Milieueffectrapportage en rechtszaken

Tot slot hadden de Eerste Kamerleden nog een vraag specifiek over de inzet van de instrumenten milieueffectrapportage (mer) en mer-beoordeling. En op welke wijze deze gekoppeld worden aan de informatie over ‘beschermen en benutten’ onder de Omgevingswet. De minister verwijst in zijn antwoord opnieuw naar de jaarlijkse monitoring aan de hand van verschillende informatiebronnen. De belangrijkste daarvan is het digitaal stelsel Omgevingswet (DSO-LV). ‘Het DSO-LV zal met betrekking tot de mer informatie kunnen opleveren over de aantallen vergunningsaanvragen waarbij een milieueffectrapport en die waarbij een mer-beoordeling is ingediend. 

Ook gaat het om het aantal projectbesluiten waarbij een milieueffectrapport en die waarbij een mer-beoordeling is ingediend. Bij al deze gevallen vindt registratie plaats van het bevoegd gezag, de datum en de activiteit(en) die het betreft. Daarnaast is de Commissie mer een belangrijke informatiebron. Voor elke plan-MER geldt dat een advies aan de Commissie mer moet worden gevraagd. Dat betekent dat uit de informatie van de Commissie mer de aantallen plan-MER in Nederland kan worden gehaald. Tot slot is het ministerie van IenW zelf een informatiebron voor de plan-mer-beoordelingen. Het ministerie is wettelijk adviseur voor alle plan-mer-beoordelingen en kan de aantallen plan-mer-beoordelingen zelf bijhouden.’

De fracties van de BBB en GroenLinks-PvdA vroegen de regering of in de monitoring en evaluatie het aantal rechtszaken na de invoering en de daarmee gepaard gaande termijnen worden meegenomen. ‘Ja’, antwoordt de minister. ‘In de Monitoring Werking Omgevingswet wordt in casestudies onderzocht welke werklast het omgevingsrecht met zich meebrengt voor de rechtelijke macht en de Raad van State, en in hoeverre de complexiteit van de juridische conflicten is toegenomen.

Gerelateerde Artikelen