Inschrijven voor nieuwsbrief
Omgevingswetgeving

Die vervloekte Omgevingswet

Auteur Marcel Bayer

04 maart 2024 om 22:15, Leestijd ca. 5 minuten

Zij is er dan eindelijk: de Omgevingswet. Sinds begin van dit jaar werken overheden en initiatiefnemers met het nieuwe wettelijke stelsel, waar dertien jaar aan is gewerkt. Een wet waar tal van discussies over zijn gevoerd, in en buiten het parlement, in de vakwereld, en op een gegeven moment ook in de samenleving. Tot op het laatste moment waren er twijfelaars én, zoals altijd in dit land, misantropen.

De burger of gemiddelde ondernemer zal het allemaal worst wezen. Die interesseert het geen bal wat voor wettelijk stelsel er is. Als het maar werkt. De indiener van een plan of een vergunningaanvraag wil duidelijkheid over waar zij, hij of het moet zijn, dat de procedure helder is en de ambtenaar bij de aanvraag deze initiatiefnemer duidelijk kan uitleggen of het plan of de vergunningaanvraag past in het beleid en wat er eventueel nog aan schort. Nog mooier is het voor de initiatiefnemer als het een beetje snel gaat.

Complex en stroperig

Vanuit dat perspectief is het allemaal begonnen. De wet- en regelgeving moest eenvoudiger en beter. Door de jaren heen was er zelfs voor ingewijden een brij aan wetten en regels over de fysieke leefruimte ontstaan waar nog maar vrij weinig mensen een touw aan konden vastknopen. Het grootste probleem was dat ruimtelijke ordening en milieuregelgeving twee aparte werelden waren. De milieuregels en daarmee verbonden onderzoeksverplichtingen werden als hinderlijk ervaren door partijen die wilden opschieten met dit land. Die wilden bouwen, ontwikkelen, knelpunten oplossen en daadkrachtig optreden. Terwijl anderen juist bleven hameren op het feit dat die milieuregels er toch echt voor onze eigen gezondheid, veiligheid en welzijn waren gekomen. En niet te vergeten voor bescherming van de natuur om ons heen, waar we trouwens zelf deel van uitmaken.

Voor de vergunningaanvrager en planindiener was dat spanningsveld natuurlijk merkbaar, bijvoorbeeld in de enorme lange tijd dat het kon duren voordat je die vergunning eindelijk in je zak had of aan de slag kon met de uitvoering van het plan. Los van de gang die de aanvraag of het plan moest maken langs alle afdelingen bij de betreffende overheid, met vaak tegengestelde belangen, waren er ook nog eens die vermaledijde procedures voor bezwaar. Tot bij de allerhoogste bestuursrechter aan toe. 

Crisis als kans

Dat moest en kon anders, vonden ze op het departement van Infrastructuur en Milieu, de voorganger van Infrastructuur en Waterstaat. Het was de tijd van VVD-minister Melanie Schultz van Haegen in de kabinetten-Rutte I en II (2010-2017). Velen zagen de wetgevingsexercitie mede daarom als een liberale poging om van die veel te veel belemmerende regels af te komen.

De kredietcrisis gaf het zetje om aan deze kolossale wetgevingsoperatie te beginnen

Maar de discussie speelde al veel langer en niet alleen bij liberalen. Het was sociaaldemocraat Co Verdaas die de term Omgevingswet muntte in een Tweede Kamerdebat in 2005. Hij wees bij die gelegenheid op de bijkans volstrekt onwerkbare situatie met al die sectorale wetgeving en gestapelde regels. 

De kredietcrisis gaf het echte zetje om er vervolgens serieus werk van te maken. Dat gebeurde onder kabinet-Balkenende IV. Het werk viel stil, vrijwel geen gebiedsontwikkeling kwam nog van de grond. De Crisis- en herstelwet (Chw) kwam, als een van de voorlopers van de Omgevingswet, om procedures voor ruimtelijke plannen te versnellen met bijvoorbeeld een experimentele aanpak van milieuregels en de zogenaamde uitnodigingsplanologie.

Missiewerk

Toch was het de verdienste van minister Schultz van Haegen dat de basis werd gelegd voor de Omgevingswet. Ze liet haar ambtenaren stad en land afreizen om de boodschap te verkondigen en te horen wat de uitvoeringspraktijk belangrijk vond, teneinde een gedragen juridisch bouwwerk op te kunnen tuigen. De ROm-redactie maakte in de loop der jaren een tiental speciale edities over het waarom en hoe van de nieuwe wetgeving en we deden verslag van bijeenkomsten en ministeriële bezoekjes. 

Zoals in augustus 2013 op Eiland van Schalkwijk, een fraai open landschap, tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek, met natuurgebied, sterke landbouw en een rijke cultuurhistorie, waaronder de forten van de Hollandse Waterlinie. Met de Chw kon hier ruimte komen voor initiatieven van lokale ondernemers, zoals een agrariër die op zijn erf een theetuin en kookstudio wilde opzetten, en een vergader- en cursusruimte wilde bouwen. En die ook tien duurzame woningen wilde bouwen. “Integrale plannen mogelijk maken die een meerwaarde hebben voor het eiland, maar net niet passen in bestaande kaders” was de ambitie. De minister kreeg te horen hoe de gemeente, de provincie en het waterschap daar samen aan werkten. 

Optimistische eerste ervaringen stemmen hoopvol, alhoewel het de vraag is of het allemaal sneller gaat 

Opvallend was het enthousiasme en de energie, die betrokken ambtenaren bij dergelijke pilots uitstraalden. Dat was ook het geval bij de werksessies, roadshows, seminars, symposia en congressen, overal in het land. Waar de sprekers en het merendeel van de deelnemers vooral voor warmliepen, waren twee aspecten. Ten eerste de uitdaging om met een brede blik en in samenhang naar ruimtelijke opgaven te kijken; over de schuttingen van de ambtelijke beleidsafdelingen heen. Die noodzaak werd breed gevoeld en was uitgangspunt bij de nieuwe benadering. 

Ten tweede sprak de verandering van houding aan, om veel meer vanuit de initiatiefnemer te denken en die te helpen het plan of de vergunning, indien nodig, zo te plooien dat deze binnen de beleidskaders viel. Die cultuuromslag is de kern van de Omgevingswet. De minister en haar mensen hielden niet op om dat uit te dragen.

Eerste oogst

Sinds 2017 is de Omgevingswet en de implementatie ervan ondergebracht bij BZK. Dat ministerie stond, in samenwerking met de bestuurlijke partners, voor het heidens karwei om de organisatie van de overheid in al haar geledingen daarop voor te bereiden en de ICT ervoor te bouwen in een compleet nieuw digitaal stelsel. De impact van vooral dat laatste is sterk onderschat en kwam te laat op gang, waarbij door zowel het Rijk als de VNG niet altijd even gelukkige keuzes zijn gemaakt. 

Het is vanzelfsprekend te vroeg om conclusies te trekken. Wel valt op dat de ervaringen de eerste maanden overwegend positief zijn op twee kernpunten van de wet: het integrale werken vanuit de noodzaak om in samenhang naar opgaven te kijken, én de vergunningenprocedure geënt op wat kan en niet zozeer op wat mag. Dat stemt optimistisch. Of het uiteindelijk ook allemaal sneller gaat, dat ligt in deze ingewikkelde wereld iets minder voor de hand.

Gerelateerde Artikelen