Iedereen wil op zaterdagmiddag die oude eik in zijn of haar tuin kunnen omzagen zonder inmenging van anderen, maar iedereen wil ook, als de buurman of -vrouw een boom omzaagt, tot de Raad van State kunnen gaan om dit tegen te houden. Zie daar ruimtelijke ordening in een notendop. Vroeger was dit principe gevangen in de tegenstelling ‘flexibiliteit versus rechtszekerheid’. Onder het gesternte van de Omgevingswet heet het ‘ontwikkelruimte bieden versus de kwaliteit van de leefomgeving waarborgen’. Vaak gaat het om tegenstellingen tussen het private en het publieke belang, vaak zijn het schijntegenstellingen en gaat het vooral om de randvoorwaarden waaronder iets wel of niet kan.
Omdat bestemmingsplannen niet heel veel flexibiliteit in zich hadden, werd vaak gegrepen naar buitenplanse wegen. Zo is half Nederland gebouwd met de beruchte artikel 19-procedure. Ook wel de ‘grote leugen’ genoemd, omdat de belofte om de wijziging ook in het plan te verwerken, meestal niet werd nagekomen.
Na een kortstondige opleving van het idee om meer flexibiliteit ìn het bestemmingsplan te creëren met verbale bouwblokken en beschrijving in hoofdlijnen, werden de afgelopen twee decennia gedomineerd door conserverende bestemmingsplannen met gesloten normen en weinig flexibiliteitsbepalingen. Daardoor moest zo’n beetje elke - bij nader inzien tóch gewenste - ontwikkeling om het bestemmingsplan heen. En dat gebeurde volop. In die zin gaf het bestemmingsplan schijnzekerheid.
Vertaal de nobele doelen uit de omgevingsvisie meteen naar open normen in het omgevingsplan
Tegen die achtergrond is het daarom logisch dat de wetgever meer kwaliteiten en doelen hoger aanslaat dan normen en regels. Daarom zijn mogelijkheden gegeven om in het omgevingsplan initiatieven af te wegen, bijvoorbeeld met open normen, zodat niet alles buitenplans hoeft te gaan. Dat veronderstelt wel dat er ook gebruik wordt gemaakt van die mogelijkheden en daar zit hem nu het probleem, Verreweg de meeste gemeenten zijn, als ze al begonnen zijn, nog volop bezig met het nadenken over de opzet van het omgevingsplan of zijn de regels beleidsneutraal aan het overzetten van de (conserverende) bestaande bestemmingsplannen naar het omgevingsplan.
Dit betekent dat in de tussentijd alle initiatieven die niet passen, de meeste dus, buitenplans gaan. In veel gevallen zal dit gaan met een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of wijziging van het omgevingsplan. Daarmee wordt niet voldaan aan een van de doelstellingen van de wet, namelijk meer voorspelbaarheid en transparantie bieden aan initiatiefnemer en de omgeving van het initiatief. Nu heb ik alle begrip voor de keuze om deze route te nemen, maar omwille van de terechte goede bedoelingen van de wet zou ik gemeenten willen uitdagen parallel aan die beleidsneutrale omzetting meteen de nobele doelen uit de eigen omgevingsvisie te vertalen in open normen. Dan kan de afweging binnenplans gemaakt worden op basis van vooraf bekendgemaakte criteria. Ik weet niet of dat eenvoudiger is, maar beter is het wel!
In zijn tweemaandelijkse column in ROmagazine bespreekt Gerwin Gabry, programmadirecteur Omgevingswet bij KuiperCompagnons, actuele toepassingen van de nieuwe wetgeving. ROmagazine is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving en betrokken bij gebiedsontwikkeling. Neem nu een digitaal thuisabonnement.