Dit commentaar staat in ROm april 2024. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een abonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.
Waar gaat het over? De Zuid-Hollandse gemeenten kampen, net als veel andere in het land, met een nijpende woningnood. Er moeten tot 2030 bijna een kwart miljoen woningen worden bijgebouwd; om precies te zijn 235.460 woningen. Daarover zijn afspraken gemaakt tussen gemeenten, provincie en Rijk in verschillende woondeals. De coalitie van BBB, VVD, GroenLinks-PvdA en CDA hebben daarover echter een aantal maatregelen vastgesteld die gemeenten sterk beperken in de mogelijkheden van nieuwbouw en ook nog eens de betaalbaarheid onder druk zetten.
De strijd tussen de drie overheidslagen spitst zich toe op twee zaken. Ten eerste wil het provinciebestuur liever niet dat woningbouw plaatsvindt buiten de bebouwde kom, met uitzondering van kleinere uitbreidingen – de 3 ha-locaties - op een beperkt aantal plekken. Ten tweede legt de provincie aan gemeenten op dat 40 procent van de nieuwbouwwoningen sociaal moet zijn. Behalve in het Coalitieakkoord 2023-2027, vorig jaar juni gepresenteerd, zijn deze uitgangspunten voor de provincie begin dit jaar nog eens bekrachtigd in het Ruimtelijk Voorstel van Zuid-Holland, als provinciale bijdrage en onderlegger voor de Nota Ruimte.
Het provinciebestuur houdt zich niet aan de afspraken en gaat haar eigen gang
De provincie wijkt hiermee af van eerder gemaakte afspraken in de woondeals, zegt minister De Jonge. Hij heeft daarover sinds december meerdere brieven aan het provinciebestuur geschreven. De Jonge formuleert het voorzichtig: hij krijgt de indruk dat het Rijk en Provincie Zuid-Holland ‘niet alle doelstellingen en afspraken uit de woondeals gezamenlijk nastreven’. In gewoon Nederlands: het provinciebestuur houdt zich niet aan de afspraken en gaat haar eigen gang.
Plausibele afwegingen
De Zuid-Hollandse coalitie motiveert de keuze voor de strakke lijn wat betref bouwlocaties met het argument dat ze het kwetsbare bijzondere landschap en de twaalf Natura 2000-gebieden moet beschermen en dat ze prioriteiten moet stellen bij de grote druk op de beschikbare ruimte. Er liggen forse opgaven voor herstel van natuur en biodiversiteit, het terugdringen van de stikstofuitstoot en de transitie naar duurzame landbouw en veeteelt.
Woningbouw moet voor 85 procent binnenstedelijk, zegt het provinciebestuur. Los van het ontzien van landbouw, natuur en recreatie, ontstaat er zo een breder draagvlak voor voorzieningen en kan ook de parkeernorm bij hoogwaardige ov-verbindingen en bij sociale woningbouwlocaties naar beneden, zodat het autogebruik wordt teruggedrongen. Daarentegen wordt juist gestuurd op een maximale parkeernorm op de 3 ha-locaties, om daar de kosten voor ov zo laag mogelijk te houden en het gebruik van fiets en lopen te bevorderen.
Het provinciebestuur omarmt het principe van ‘een straatje erbij’ (maximaal 50 woningen) en ‘een straatje ertussen’. Slechts op twee locaties mogen meer woningen worden gebouwd: in Gnephoek bij Alphen aan den Rijn (maximaal 125 ha) en bij Sliedrecht-Noord. Een ‘betwiste’ locatie als Bleizo-West, bij Zoetermeer en Bleiswijk, krijgt pas provinciale toestemming voor woningbouw en bedrijfsvestigingen als er een alternatieve locatie voor de daar geplande windturbines is gevonden, én vergund.
Slechts op twee locaties mogen meer woningen worden gebouwd
Het getal van 40 procent sociaal motiveert de coalitie in Zuid-Holland doordat sommige gemeenten ruim onder het streefgetal van 30 procent sociale huurwoningen zitten en dat die dus een extra inspanning moeten doen om aan de grote vraag naar sociale huurwoningen te voldoen.
Harde noten
De redenering van het provinciebestuur is te volgen, ware het niet dat de keuzes afwijken van wat is afgesproken in de woondeals. Veel Zuid-Hollandse gemeenten hebben juist behoefte aan meer en grotere bouwlocaties buiten bebouwd gebied. Bovendien zorgt het afwijkende en hoge percentage sociaal opgeteld bij nog eens 30-40 procent betaalbare huur- en koopwoningen in het middensegment ervoor dat businesscases onder druk komen te staan. Gevolg: nog minder nieuwe woningen.
Dat laatste is het voornaamste bezwaar van minister De Jonge tegen de houding van de Zuid-Hollandse bestuurders. Zijn beleid is er juist op gericht om vaart te maken met de woningbouw, met name in het middensegment. In zijn ogen leidt het Zuid-Hollandse beleid tot het tegenovergestelde; meer stagnatie in de bouw, nog langer wachten op een woning voor starters en andere woningzoekenden.
Inmiddels hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen de minister en het Zuid-Hollandse provinciebestuur. Met als resultaat dat er kleine stapjes zijn gezet om ‘enkele misverstanden op te helderen over de woningbouwopgave en de plancapaciteit’, aldus De Jonge in zijn Kamerbrief op 6 maart jl.
Zuid-Holland zou koploper zijn met het aantal verstrekte bouwvergunningen
Twee andere verwijten van de minister betreffen het hanteren door Zuid-Holland van een lagere maximale grens voor koopwoningen dan landelijk afgesproken, waardoor er voor de bouw van middenhuurwoningen nog minder ruimte is. En Zuid-Holland zou het gewenste en afgesproken percentage van 130 procent harde plancapaciteit niet halen. Dat laatste weerspreekt gedeputeerde Anne Koning (wonen, ruimtelijke ordening) in een bericht dat 19 maart op de website van de provincie is geplaatst. Sterker, Zuid-Holland zou koploper zijn met het aantal verstrekte bouwvergunningen en heeft plannen vastgesteld voor 260.000 woningen tot 2032.
Doorzettingsmacht
De harde noten moeten nog gekraakt worden. Zeker achttien Zuid-Hollandse gemeenten zeggen niet genoeg ruimte te hebben om aan de vraag naar woningen te voldoen. Zij willen dat het mogelijk is geen straatje maar ‘een buurtje erbij’ te bouwen en ze zijn het ook niet eens met 40 procent sociaal. Dat gaat ten koste van het middenhuursegment waar volgens hen ook grote behoefte aan is.
Minister De Jonge gaat zijn doorzettingsmacht gebruiken als Zuid-Holland niet meebeweegt
Minister De Jonge steunt de gemeenten. Volgens het Nationaal Programma Woningbouw is het zowel nodig om binnenstedelijk als buitenstedelijk te bouwen. Los van de vraag naar grondgebonden woningen is dat van belang voor de leefbaarheid van vitale kernen in gemeenten, aldus de minister. Hij zegt zowel tegen het provinciebestuur van Zuid-Holland als tegen de Kamer dat hij zijn doorzettingsmacht gaat gebruiken als Zuid-Holland niet meebeweegt.
Al eerder kwam op deze plek de metafoor van de rekkelijken en preciezen ter sprake. We kunnen de huidige bestuurders in Zuid-Holland onder de laatste groep scharen, en dat wekt toch verbazing. Want hoe kun je als middenbestuur de zaak zo op de spits drijven bij een dossier waar je slechts ten dele over gaat?