Inschrijven voor nieuwsbrief
Natuur en ecologie Energietransitie

Pilots laten gunstige mogelijkheden zien, ook voor andere provincies

Kansrijke getijdenenergie op de Wadden

De TidalKite in de kraan. Beeld SeaQurrent
Auteur Marko Faas

22 april 2024 om 15:55, Leestijd ca. 7 minuten


Het Waddenfonds zet in op een energiemix die recht doet aan het unieke natuurgebied. Daar moet energie uit zee een belangrijk onderdeel van zijn. De eilanden kunnen zo liefst in 2026 al zelfvoorzienend worden, zonder extra windmolens of zonnevelden. Dat is kansrijk, zegt TNO. ‘Als we met z’n allen de schouders eronder zetten, lukt het.’ Ook in Zeeland wordt gesleuteld aan energie uit water (EuW), al zijn ze daar nog sceptisch.

De TidalKite in de kraan. Beeld SeaQurrent

Dit artikel staat in ROm april 2024. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een abonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.

Hans van Hilten is een optimistisch mens. Hij is programmaregisseur voor natuur en duurzame energie van het Waddenfonds en voelt zich gesterkt door een TNO-rapport over energie uit zee. In het rapport, dat vorige maand verscheen, toont TNO zich optimistisch over de potentie van energie uit zee. Het Waddenfonds gaf opdracht tot het onderzoek, om te zien welke technologieën het waard zijn om te subsidiëren. 

Veel voordelen

Het fonds wil een Wadden-specifieke energietransitie. Een die past bij de kernwaarden van het gebied: grootschalige openheid en de specifieke cultuurhistorische waarden van het terpen- en dijkenlandschap. Dus geen grote zonneweides of horizonvervuilende windparken. Golven en getijden zijn er het hele jaar door en kunnen daardoor andere duurzame energiebronnen, zoals zon en wind op volle zee of in de provincies, goed aanvullen. Voor continue duurzame energie is met getijdenenergie veel minder opslag vereist. En door lokale opwek kan er direct worden geleverd aan gebruikers. Daardoor is minder stroomtransport naar de eilanden nodig. 

Het fonds wil stimuleren dat de Waddeneilanden rond 2026 geheel zelfvoorzienend zijn in de eigen elektriciteitsbehoefte en rond 2030 zo’n twintig tot veertig procent van het stroomgebruik van huishoudens in Groningen, Friesland en de kop van Noord-Holland uit water komt. Het Waddenfonds verstrekt al langer subsidie voor pilots energie uit zee. ‘We steunden drie bedrijven: REDstack, dat energie haalt uit het mengen van zoet en zout water, Slow Mill met energie uit golfslag en SeaQurrent, met een onderwatervlieger die energie genereert.’ 

Met hulp van de subsidies ontwikkelde SeaQurrent bijvoorbeeld het TidalKite systeem. Dat wordt binnenkort in een 1:2 schaalgrootte bij Ameland gedemonstreerd en zal dan elektriciteit leveren aan het net. Naast de genoemde bedrijven klopten meer initiatiefnemers aan bij het Waddenfonds. ‘We wilden weten hoe kansrijk deze technologieën zijn’, zegt Van Hilten. ‘Daarom hebben we TNO gevraagd de diepte in te gaan en hun aannames te valideren.’

Een impressie van de TidalKite onderwater. Beeld SeaQurrent?

Kansen en beperkingen

In het TNO-onderzoek zijn zes techniekontwikkelaars en het potentieel van hun technieken in het Waddengebied onder de loep genomen: drie voor golfenergie, twee voor getijdenenergie en een op het gebied van het spanningsverschil tussen zoet en zout water. 

De TNO-onderzoekers zeggen dat de onderzochte technieken werken en de onderzoeksorganisatie ziet voor alle drie types technologieën kansen voor opschaling in het Waddengebied. ‘Voor golfenergie specifiek is er meer dan genoeg golfkracht in de zee aanwezig en zijn er genoeg locaties om deze te winnen.’ Voor energie uit het spanningsverschil tussen zoet en zout water ligt er wel een harde grens, gezien de watercapaciteit in het IJsselmeer.

Er is ook voldoende fysieke ruimte voor de ambities van de ontwikkelaars. ‘Een aandachtspunt voor getijdenenergie is met name dat de beoogde locaties ook vaarwegen zijn en er dus rekening gehouden moet worden met scheepvaart.’ Zo liggen de vliegers van SeaQurrent twee meter onder het wateroppervlak, al is dieper wel mogelijk. 

‘Verder is het bij golfenergie van belang aandacht te geven aan militaire oefenzones en zandwingebieden.’ Volgens Van Hilten is de benodigde ruimte voor EuW beperkt: voor de maximale potentie van veertig megawatt (MW) getijdenenergie gaat het om bijvoorbeeld om een oppervlak van vier vierkante kilometer. Wel is voor de impact op de natuur meer onderzoek nodig op de beoogde productielocaties zelf, erkent Van Hilten. ‘Denk aan onder meer geluid en sedimentatieprocessen en stromingspatronen.’

‘Ameland en Texel gaan snel en pakken nu de voortrekkersrol’

Technisch kan het dus, concludeert Van Hilten. Al is 2026 net te kort dag om de eilanden zelfvoorzienend te krijgen. ‘Ameland en Texel gaan snel en pakken nu de voortrekkersrol.’ De ambitie voor de kustgebieden is lastiger, want daar speelt netcongestie. ‘Vóór 2028, als het eerste bedrijf klaar is om de techniek commercieel uit te buiten, is er geen aanvraag mogelijk zonder aanpassing van de regelgeving’, aldus Van Hilten. ‘Voor de eilanden is er meer ruimte om vraag en aanbod lokaal bij elkaar brengen, zolang het niet over het hoofdnet hoeft. Dat scheelt weer.’ 

Zeeuwse scepsis

Waar in de Wadden met veel vertrouwen wordt gekeken naar energie uit zee, zijn bestuurders in Zeeland kritisch. Niet zo vreemd, omdat daar een miljoenenproject mislukte. In de Flakkeese Spuisluis in de Grevelingendam zou het Tidal Technology Center (TTC) komen. Daar zouden turbines op waterkracht getest worden om te kijken hoeveel energie je ermee kan opwekken. Veel verder dan een platform voor de testlocatie is het project niet gekomen. De oorzaak: gedoe over financiën. Het platform is eigendom van Rijkswaterstaat en die hoopt het voor andere projecten in te zetten. Het is nog de vraag of dat gaat lukken. Inmiddels gebruikt het samenwerkingsverband Zuidwestelijke Delta de spuisluis voor het verbeteren van de waterkwaliteit in het Grevelingenmeer.

Een ander proefproject, de getijdenenergiecentrale in de Oosterscheldekering, verliep wel succesvol. Toch trok het bedrijf achter het project, Tocardo, zich terug. De Nederlandse onderneming ging failliet en de nieuwe Britse eigenaren zagen meer kansen voor de technologie van de waterturbinebouwer in andere landen, waar meer bestuurlijke enthousiasme is voor getijdenenergie. De test is wel geslaagd: de proefopstelling functioneerde, had nauwelijks onderhoud nodig en er is veel kennis opgedaan voor de opschaling van de techniek in Groot-Brittannië.

‘We hebben nog een klein proefproject lopen in de haven van Vlissingen’, vertelt de Zeeuwse gedeputeerde voor energietransitie Jo-Annes de Bat tegen ROm. ‘Getijdenenergie is bij ons nooit bedoeld als enorme potentie voor grote opwek. Hier hebben we maar een paar meter verschil. Dat gaat heel langzaam. Wij hebben het voornamelijk gezien als kennisbron.’ De bestuurder ziet wel potentie in de zee als energiebron, maar op de korte termijn gaat het volgens De Bat echt om kennisontwikkeling. ‘In de hoop dat we op de lange termijn ook echt stroom kunnen produceren.’ Mogelijk, denkt De Bat, kan over vijftien tot twintig jaar een productiesysteem operationeel zijn en daadwerkelijk energie leveren.

Missiewerk

Toch verstrekte de Europese Unie eind vorig jaar onder het kopje Offshore For Sure en onder de vlag van de Nederlands-Vlaamse Interreg subsidies voor veelbelovende energieprojecten, inclusief het tijdelijk onder water opslaan van energie van windmolens of zonnevelden op zee.

Ook de bedrijven die nu steun krijgen van het Waddenfonds zien Zeeland als een interessante optie, zegt Maarten Berkhout, directeur van SeaQurrent en bestuurslid van EWA, de branchevereniging voor energie uit water. ‘Naast de veertig MW-potentie voor onze techniek in de Waddenzee is Zeeland geschikt en kansrijk in Nederland. Op dit moment zijn we echter het verst en concreet bezig met de ontwikkeling in het Waddengebied, aangezien we daar een testlocatie hebben.’

‘Energie uit water past bij de Nederlandse setting en is een kansrijk exportproduct’

Het blijft dus zaak om overheden te wijzen op de mogelijkheden van alternatieve duurzame energiebronnen. Ook op de Wadden. Het Waddenfonds krijgt geld van de drie noordelijke provincies Friesland, Groningen en Noord-Holland, maar in provinciale beleidsnota’s voor energie en de RES’en wordt de potentie van de EuW nog niet vertaald in concreet beleid. Daarom start het Waddenfonds een campagne om de gemeenten, provincies én de nationale overheid bekender te maken met de potenties van deze technieken en hoe ze deze technologieën kunnen bevorderen. 

‘Energie uit water past bij de Nederlandse setting en kennisclusters en is een logisch en kansrijk exportproduct’, stelt Berkhout. ‘Een sterke thuismarkt is een grote stimulans voor verdere wereldwijde opschaling en biedt kansen voor Europese steun. Energie uit water past bij uitstek in kustregio’s en bij eilanden en sluit naadloos aan bij de Europese ambities om de grondstoffenafhankelijkheid terug te dringen, de energieonafhankelijkheid te vergroten en een sterke duurzame economie te bouwen.’ 

Gerelateerde Artikelen