Door Simone van Dijk, leading professional omgevingsveiligheid bij Royal HaskoningDHV, namens VVM-sectie Externe Veiligheid. Met dank aan Jaap Rodenburg
Nu is Rotterdam nog een grote fossiele haven met bekende veiligheidsvraagtukken, maar de komende twintig, dertig jaar gaat deze naar nul uitstoot en nul fossiele producten, met nieuwe veiligheidsvraagstukken die we minder goed kennen. De nieuwe energiedragers zijn namelijk veelal gevaarlijke stoffen, zoals waterstof en ammoniak, met andere eigenschappen en daardoor andere aandachtspunten.
Er zijn nu plannen voor meerdere grote waterstoffabrieken, die honderden megawatts aan waterstof produceren met windstroom van zee en water uit het Brielse Meer. Daarnaast zal er grootschalige import van duurzame energiedragers plaatsvinden. Het wereldwijd transporteren van die waterstof kan momenteel het beste in de vorm van ammoniak. Tot nu gaat dat veelal via de trein, maar straks gebeurt dat bij voorkeur via buisleidingen, zoals de nieuwe Delta Rhine Corridor via Noord-Brabant naar Duitsland.
Extra ruimtevraag
Er zijn in de Rotterdamse haven al veel aanvragen voor importterminals, vooral gebaseerd op ammoniak. Die terminals worden voor tientallen decennia gebouwd en daarmee ligt het grootschalig gebruik van ammoniak zo weer voor dertig jaar vast.
Het gebruik van die andere energiedragers vraagt daarmee, naast het treffen van de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen, om voldoende afstand tussen de industrie en (woon)bebouwing. De overgang naar nieuwe energiedragers heeft dus ook weer een eigen ruimtevraag, bestaand uit een fysieke en een “milieuruimtevraag”. De fysieke ruimtevraag leidt alleen al in de haven zelf tot een tekort van driehonderd hectare.
We moeten leren omgaan met die onzekerheden, want het niet maken van keuzes is slechter dan het maken van keuzes in onzekerheid
Dit alles zal veel van de bestuurlijke besluitvorming vragen, waarvoor uiteraard de juiste kennis nodig is. Tegelijk is nog veel onzeker: hoe gaat het nieuwe energiesysteem eruitzien, welke energiedrager wordt dominant, welke ontwikkeling krijgt ruimtelijk voorrang? We zullen keuzes moeten maken, terwijl nog niet alle feiten en mogelijke gevolgen in beeld zijn. We moeten leren omgaan met die onzekerheden, want het niet maken van keuzes is slechter dan het maken van keuzes in onzekerheid.
Keuzes maken
Al met al is duidelijk dat dit om regie vraagt, met name ook van de Rijksoverheid. Lokaal is daar helemaal niet het ambtelijk apparaat voor om dit te kunnen doen. Bovendien zijn landelijke opgaven gemeentegrensoverschrijdend en gaan nationale belangen boven gemeentelijke. Zo wil het ministerie van BZK duizenden nieuwe woningen rond het spoor vanuit de verdichtingsopgave, terwijl EZK vanuit de energietransitie vraagt om meer ammoniakvervoer over datzelfde spoor.
Die dialoog moet dan wel vroeg genoeg plaatsvinden en niet pas nadat de plannen zijn uitgetekend
Als het goed is helpt de omgevingsdialoog hierbij, zoals gevraagd door de Omgevingswet. Die dialoog moet dan wel vroeg genoeg plaatsvinden en niet pas nadat de plannen zijn uitgetekend. Het is belangrijk om hierbij alle belangen in het vizier te hebben zodat die zijn af te wegen.
De energietransitie vraagt om het maken van keuzes – niet alles kan overal. In het belang van Nederland zullen soms ruimtelijke keuzes gemaakt moeten worden die individuele belangen overstijgen. Het mogelijk maken van de energietransitie vraagt bestuurlijke lef om die keuzes te maken. Alleen dan komen we tot een evenwichtig energiesysteem van de toekomst dat ruimtelijk inpasbaar is.