Groene Hart bij Aarlanderveen, een van de NOVEX-gebieden. Beeld Patrick Herzberg i-Stock.com
Dit artikel staat in ROm juni 2024, een themanummer bij de Dag van de Ruimte, gehouden op donderdag 30 mei jl. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
Langs twee sporen werken de gezamenlijke overheden onder aanvoering van het Rijk aan structurerende ruimtelijke keuzes: via het gebiedsspoor en via het provinciespoor, beide behorend tot programma NOVEX. Voor dat laatste liggen de provinciale ruimtelijke voorstellen nu bij het Rijk, dat binnenkort met een antwoord daarop komt. De daaropvolgende ruimtelijke arrangementen met interbestuurlijke afspraken vormen samen met de NOVEX-uitvoeringsagenda’s concrete uitwerking van de NOVI en straks de Nota Ruimte. Zo grijpen ruimtelijke beleidsvorming en uitvoeringsafspraken uiteindelijk in elkaar, in een iteratief proces dat enerzijds de samenwerking van het Rijk met provincies en gebieden verankerd en tegelijkertijd de uitvoeringskracht vergroot.
Rijksbreed integraal werken
‘Ik vind het meest bijzondere dat we in die NOVEX-gebieden een manier van werken hebben gevonden waar we rijksbreed met de collega-overheden samenwerken om de ruimtelijke uitdagingen aan te gaan en straks samen met andere partners knopen door te hakken hoe de uitvoering waar te maken’, geeft Saskia Groenewoud aan.
‘Het Rijk doet dit samen met provincies, gemeenten en waterschappen. Geen boven- en ondergeschiktheid’
Vandaar dat de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid van de verschillende gebieden bij steeds een ander departement ligt. Zo is de minister van EZK de eerstverantwoordelijke voor het Zeeuwse NOVEX-gebied North Sea Port District en komt de ambtelijk “trekker” ook van dat departement. Voor Regio Schiphol is dat IenW. Voor De Peel LNV, in het bijzonder de minister voor Natuur en Stikstof. ‘Ze spreken namens het Rijk, en de minister tekent namens het voltallige kabinet’, benadrukt Groenewoud. ‘Wat dus inhoudt dat ze voortdurend in overleg zijn met de collega’s op andere departementen. Want bijvoorbeeld voor de Rotterdamse haven liggen er behalve keuzes voor de economische en klimaatneutrale toekomst van het havengebied ook grote opgaven op andere terreinen zoals infrastructuur, woningbouw, leefbaarheid, biodiversiteit.’
Theemswegtracé, Rotterdamse haven, onderdeel van NOVEX-gebied Rotterdam. De grote haven- en industriegebieden vallen vooral binnen de beweging naar een klimaatneutrale, circulaire samenleving. Beeld Havenbedrijf/Danny Cornelissen
BZK is trekker van de NOVEX-gebieden waar de hoofdopgave verstedelijking is (Groningen-Assen, Zuidelijke Randstad, Utrecht-Amersfoort, Stedelijk Brabant en MRA) en coördineert de aanpak voor alle 16 NOVEX-gebieden.
Aansluiting bij ruimtelijke bewegingen Nota Ruimte
De keuze van de gebieden clusteren rond de drie ruimtelijke bewegingen richting 2050, die in de Nota Ruimte worden beschreven. Zo ligt bij Arnhem-Nijmegen-Foodvalley, Het Groene Hart en De Peel de nadruk op de beweging naar een toekomstbestendig evenwicht tussen landbouw en natuur, landschappelijke kwaliteit en een nieuw perspectief voor de landbouw.
De haven en industriegebieden, met naast de twee al genoemde bijvoorbeeld ook Amsterdam Noordzeekanaalgebied, Rotterdam en Zuid-Limburg, vallen vooral binnen de beweging naar een klimaatneutrale, circulaire samenleving. En zo sluiten onder meer Groningen-Assen, Zuidelijke Randstad, Utrecht-Amersfoort, Stedelijk Brabant en Metropoolregio Amsterdam goed aan bij de beweging naar sociaal en economisch sterke steden, regio’s en dorpen.
De keuze van de gebieden heeft te maken met de stapeling van forse ruimtelijke opgaven, die de aanpak complex maakt en waarvoor dus samenwerking tussen overheden noodzakelijk is. Kennis, inzichten en ervaringen, opgedaan bij deze NOVEX-gebieden, worden gedeeld met niet-betrokken gebieden. Programmamanager Groenewoud: ‘Kijk, die gekozen gebieden hebben een zekere eigenheid vanwege onder meer de geografische, economische, sociaal-culturele karakteristieken. Ze hebben eigen landschappelijke kwaliteiten en identiteiten. Dat maakt ze in zekere zin uniek. Maar procesmatig en op bepaalde onderdelen van het beleid leren we natuurlijk veel waar overheden en anderen overal in het land wat aan hebben. Om te voorkomen dat iedereen het wiel opnieuw probeert uit te vinden en ook om de schaarse capaciteit bij overheden zo slim mogelijk te gebruiken, delen we onze bevindingen vanuit die clusters en bewegingen met anderen. De provincies spelen daar een belangrijke rol bij, want alle provincies zijn partner in minimaal een van de NOVEX-gebieden. Als straks met elke provincie ook nog eens de ruimtelijke arrangementen zijn afgesproken worden de bij de NOVEX-gebieden opgedane ervaringen daarin meegenomen. Kennisdeling is verder een belangrijk onderdeel van nationale programma’s als Elke Regio Telt en Leefbaarheid en Veiligheid, waarin we juist het fysieke met het sociaal-maatschappelijke koppelen.’
Slagkracht en uitvoering
Het is dus nog even wachten op de uitvoeringsagenda’s op basis van de ontwikkelperspectieven van de NOVEX-gebieden. Toch werpt de wijze van werken –gebiedsgericht en integraal – bij actuele besluitvorming al z’n vruchten af. ‘Het werkt beter en sneller als je met elkaar al wat langer rond de tafel zit, heel goed weet wat de opgaven samen en voor ieder afzonderlijk zijn, en ook weet waar de kansen liggen en keuzes nodig zijn’, zegt Groenewoud erover.
‘Het werkt beter en sneller als je met elkaar al wat langer rond de tafel zit’
Je kunt sneller schakelen en parallel werken met deze integrale wijze van werken, geeft de programmanager aan. Ze benadrukt daarbij dat de uitvoerende partijen, zowel bij de overheid als marktpartijen, bedrijvenkoepels en beheersorganisaties als Staatsbosbeheer, vroegtijdig zijn aangehaakt. ‘In dat opzicht vind ik de analyse en de aanbevelingen van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur in zijn advies De uitvoering aan zet erg belangrijk. We moeten beleid van het papier af krijgen.
Dan moeten de uitvoeringsorganisaties hun inbreng hebben bij de formulering van dat beleid en de keuzes die we maken. We moeten uitvoerbare uitvoeringsagenda's hebben. Dat is een pleonasme, maar wel noodzakelijk.
In die manier van werken staat de uitvoering naast de beleidsmakerij, en niet meer daaronder. Dat is overigens kenmerkend voor de hele werkwijze in het kader van de NOVEX. Het Rijk doet dit samen met provincies, gemeenten en waterschappen. Geen boven- en ondergeschiktheid. Alleen als het gaat om nationale belangen heeft het Rijk een doorslaggevende stem. Maar dat is echt de noodrem, waar we doorgaans niet mee werken. Daar zit niet de kracht. Die zit in de samenwerking.’