Dit artikel staat in ROmagazine juni 2024, een themanummer bij de Dag van de Ruimte, gehouden op donderdag 30 mei jl. Eerdere artikelen over Programma Mooi Nederland in die editie: Inspirerende vergezichten, concrete handreikingen en Stadsvernieuwing op zijn Capels ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
Met de handreiking Biobased (ver)bouwen: naar een landschap met biobased bouwmaterialen, onderdeel van het programma Mooi Nederland en de Nationale Aanpak Biobased Bouwen, staan de steigers om de markt voor biogrondstoffen in de bouw snel op te schalen. ‘Biobased verbouwen en bouwen helpt mee aan meerdere opgaven waar we te maken mee hebben’, zegt Hanna Lára Pálsdóttir, programmaleider Biobased Bouwen bij BZK. ‘Biobased bouwen helpt bij de verduurzaming van de landbouw, industrie en de gebouwde omgeving, en heeft een positieve impact op de circulaire doelen, natuurontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.’
Kansen en knelpunten
De handreiking is bedoeld voor overheden, maatschappelijke partners en grondeigenaren die biobased verbouwen onderdeel willen maken van hun transitie. De handreiking sluit aan op de Nationale Aanpak Biobased Bouwen, met de ambitie om 50.000 hectare biobased bouwmaterialen te telen per 2030. Pálsdóttir: ‘De handreiking vertelt daarbij welke teeltsysteem op welke grond kan passen en aan welke ruimtelijke voorwaarden je moet voldoen. Wat kansen en knelpunten zijn van een teeltsysteem en landschap; welke ecosysteemdiensten levert een teeltsysteem naast productie? En wat leveren de producten concreet op? Oftewel: welke bouwmaterialen kunnen ervan worden gemaakt en hoe kan het landschap worden verrijkt?’ Om tot die 50.000 hectare te komen, moet er in zeer korte tijd een markt voor biogrondstoffen ontstaan. ‘Die markt bestaat nu nog nauwelijks’, erkent de programmaleider.
Precies daar komt Jan Willem van de Groep om de hoek kijken. Hij werkt als programmaregisseur bij Building Balance, een non-profitorganisatie, aan het versneld opschalen van het gebruik van biogrondstoffen in de gebouwde omgeving. ‘Samen met de ministeries van LNV, BZK, EZK en I&W voeren we de Nationale Aanpak Biobased Bouwen uit. Daar is tweehonderd miljoen euro vanuit het Klimaatfonds voor uitgetrokken. We bouwen aan regionale en landelijke ketens die de bouw, de verwerkingsindustrie en de landbouw aan elkaar knopen. Daarnaast werken we aan het creëren van de juiste condities waarmee we verwachten de opschalingskansen te vergroten’, aldus Van de Groep.
Bouwen aan ketens die de bouw, verwerkingsindustrie en landbouw aan elkaar knopen
De focus ligt daarbij op vier gewassen: graanstro, olifantsgras, hennep en vlas, aangevuld met reststromen uit biomassa van beheer, bijvoorbeeld van bermen, en de tuinbouw. Van de Groep: ‘Hiermee kun je op een duurzame manier voorzien in de behoefte aan bouwmaterialen én is het mogelijk om bij te dragen aan verbetering van biodiversiteit, water- en bodemkwaliteit, een kwalitatief hoogwaardig landschap en de reductie van CO2 en stikstof.’ De genoemde gewassen ziet hij als het meest kansrijk in onze laaggelegen Delta met verschillende grondsoorten. ‘Dat wil niet zeggen dat we niet kijken naar andere gewassen en die op den duur ook bij gewassen met potentieel voegen, maar tachtig procent van onze inspanningen is nu gericht op deze vier.’
Bezoek aan Ecodorp Aardehuis in Olst tijdens de Op pad met Vitruvius-wandeling in het kader van Mooi Nederland. Beeld Marieke Kijk in de Vegte
Gewas-productcombinaties
De handreiking beschrijft de mogelijkheden van deze gewassen in het veenlandschap, kleilandschap, rivierenlandschap, zandlandschap en aan de stadsranden en geeft leidende principes voor de inrichting van dergelijke gebieden, geeft Pálsdóttir aan. ‘Wat het moeilijk maakt is dat het in sommige regio’s en met bepaalde gewas-productcombinaties nog niet loont voor boeren om over te stappen. Daarom moet je op meerdere fronten aan de slag. Want je kunt niet verbouwen zonder een verwerker of vraag naar biobased materialen.’
Building Balance probeert samen met actoren in de gebieden tot de meest kansrijke teeltplannen te komen. ‘We proberen met de gewassen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de context van het gebied. Dat noemen we een gewas-product-combinatie. Daarmee maken we het gebied ook beter’, legt Van de Groep uit. Gewassen zijn niet zomaar bouwmaterialen, beschouwt Van de Groep: ‘Je moet een heel traject doorlopen om het überhaupt bouwmateriaal te mogen noemen. Dan gaat het onder andere over certificering en over onderzoek naar bijvoorbeeld brandgevaarwaardes en isolatiewaardes. Die in databases komen waar de partijen gebruik van kunnen maken.’
‘We brengen boeren, aannemers, architecten uit de biobased bouwketen samen’
Bovenal moeten de teelt lonend zijn voor de boer, anders begint hij er niet eens aan. Voor de meerjarige gewassen is die businesscase vrij goed, maar voor eenjarige gewassen ligt dat nog anders. Van de Groep: ‘Daar bekijken we hoe je meervoudige verwaarding van die plant voor elkaar krijgt. En we kijken naar het verdienmodel als het eenmaal is toegepast. Zo kan het te gelde maken van de waarde van CO2-opslag via koolstofcertificaten bijdragen aan het verbeteren van de businesscase en deze interessanter maken voor de bouwer en/of opdrachtgever. Zo brengen we samen met de overheid, de verwerkers, landbouwers en onderzoekers de condities voor een markt in beeld. Denk aan isolatiemateriaal van houtsnippers, strobalen die we toepassen als bouwelement in prefabfabrieken of vezels gecombineerd met bindmiddelen voor gevels, bruggen en beschoeiingen.’
Geen productiebossen
Building Balance heeft nu twintig regio’s aangehaakt. Een daarvan is de Achterhoek. Wooncorporatie Wonion werkt daar samen met ontwerper Tala aan het plan om 21 biobased huurwoningen te bouwen aan de Koningin Emmastraat in Terborg. De modulaire woningen bestaan, op basis van volume, voor maar liefst negentig procent uit biobased materialen. Daardoor slaan de woningen meer CO2 op dan door de bouw wordt uitgestoten. De natuurlijke materialen maken een gezond binnenklimaat. Ook de omgeving van de woningen wordt natuurinclusief ingericht met aandacht voor groen en klimaatadaptatie. Bij de WUR-proefboerderij op De Marke in het Gelderse Hengelo komt een biobased vergaderpaviljoen van materialen, geteeld in de Achterhoek. Daar is Van de Groep bij betrokken. ‘Zo brengen we boeren, aannemers, architecten uit de biobased bouwketen samen.’
De potentie is er, maar niet ieder materiaal is dus geschikt om te verbouwen in Nederland. ‘Houtbouw, met name kruislaaghout, is een gamechanger voor de bouwsector, maar we gaan de productie op grote schaal daarvan in Nederland niet stimuleren’, vertelt Pálsdóttir. ‘Ons deltalandschap is daar minder geschikt voor.’ Vezelgras ligt voor Nederlandse agrariërs die moeten verduurzamen meer voor de hand, zegt ze.
Ook Pálsdóttir geeft aan dat het nog zoeken is naar een goed verdienmodel, zeker zolang er op vervuilde grondstoffen, zoals beton en staal, geen CO2-beprijzing zit. De toekomst zou kunnen liggen in een regionale productieketen: verbouwen, verwerken en bouwen, eventueel in prefabhallen. Dat houdt de afstand voor vervuilend transport en daarmee stikstofuitstoot tegen. De context bepaalt of er een verdienmodel is of niet, stelt Van de Groep. ’Bij elke bodem, gewas en type agrariër is dit anders. Wat de ene boer aanvaardbaar vindt – bijvoorbeeld een akkerbouwer met verplichting tot teelt van rustgewassen – is voor de andere boer onaanvaardbaar. Bijvoorbeeld de opbrengst van een rustgewas op een perceel waar een veesaldo vanaf moet komen.’
Biobased-bouwen in Ecodorp Aardehuis in Olst
Drie casestudies
In drie casestudies, door BOOM Landscape en het natuuradviesbureau Natuurverdubbelaars in opdracht van het ministerie van BZK, College van Rijksadviseurs en de provincies van Zuid-Holland en Flevoland, is gekeken naar de kansen voor de productie van biobased bouwmateriaal. Er werd ontwerpend onderzoek gedaan naar de mogelijkheden in de stadsranden van Utrecht, een Zuid-Hollands veenweidegebied en een akkerbouwgebied op kleigrond in de Noordoostpolder.
‘In Nederland bestaan voldoende kansen om biobased bouwmateriaal te produceren’, concludeert landschapsarchitect Philomene van der Vliet van BOOM Landscape. ‘Met name voor landschappen waar het huidige productiesysteem eindig is, kan de teelt van biobased gewassen bijdragen aan extensivering. Dat vraagt in veel gevallen om een ingrijpende transformatie van het landschap. Die kan het landschap overigens heel goed gebruiken. Het huidig gebruik zorgt voor verzakken, verzilten, verslempen, verruigen of het uitstoten van CO2 in plaats van het vast te leggen. Daarnaast voert het watersysteem regenwater zo snel mogelijk naar zee in plaats van het te bufferen. Als we niets doen om dit te stoppen loopt de prijs die de maatschappij en landschap hiervoor betalen, jaar in jaar uit verder op.’
‘Voldoende kansen om biobased bouwmateriaal te produceren’
Boeren moeten kunnen rekenen op lagere instapkosten, een eerlijke (minimum)prijs en een afzetmarkt voor hun product, stellen de ontwerpers en onderzoekers in hun rapportage van de casestudies. Van der Vliet: ‘Sommige gewassen zijn al succesvol, maar een boer zal niet altijd met alleen het verbouwen van biobased productiemateriaal het hoofd boven water kunnen houden. De aanvullende oplossing voor een sluitend biobased verdienmodel ligt in het verwaarden van andere kwaliteiten en diensten. Denk aan recreatie en ecologie, maar vooral ook aan het belonen van ecosysteemdiensten zoals het bufferen van schaars zoetwater, het vastleggen van koolstof en het verminderen van de uitstoot van stikstof en broeikasgassen.’
Variatie
Verplicht stellen van een percentage biobased materialen bij bouwplannen, vindt Van der Vliet een verstandig idee. ‘Daarmee creëer je als vanzelf een markt.’ Ze adviseert om goed na te denken waar je boeren gaat uitkopen, omdat je straks veel grond voor biobased bouwgewassen nodig hebt. En er bestaat risico op monocultuur. ‘Het is goed dat we, om een doorbraak te forceren, ons focussen op vier gewassen. Maar laten we niet de ene monocultuur vervangen door de andere. Als uitgangspunt wil je een landschap dat rijk en gevarieerd is, met bijvoorbeeld oogstbare landschapselementen als singels, houtwallen, oeverranden. Hoe fijnmaziger dit raamwerk, hoe rijker en gevarieerder het landschap. Hiermee verbeteren we de kwaliteit van onze landschappen en zorgen we voor een gezonder bodem- en watersysteem en biodiversiteit.’