De visualisatie van de Lekdijk bij Amerongen maakt zichtbaar wat er onder de dijk zit: de opbouw van de ondergrond (groen is klei, geel is zand). De ‘pilaren’ zijn boringen in de ondergrond. Op basis hiervan kon het waterschap veel beter inzichtelijk maken op welke plek welke maatregelen voor versterking van de dijk waarom nodig waren. Beeld programma Basisregistratie Ondergrond, ministerie BZK.
Door Dirk Barneveld
Je gaat het pas zien als het doorhebt, aldus onze nationale voetballegende Johan Cruijff. In de ruimtelijke ordening valt wat dat betreft nog een wereld te winnen, aldus Arie Versluis, manager Kennis en (Geo)informatie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: ‘Goed beleid kan niet zonder goed inzicht in het heden, verleden en de toekomst van ons land.’
Dit artikel als voorbeeld van het Programma Zicht op Nederland staat in ROmagazine juni 2024, een themanummer bij de Dag van de Ruimte, gehouden op donderdag 30 mei jl. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
‘Maatschappelijke opgaven landen uiteindelijk allemaal in de schaarse ruimte’, trapt Arie Versluis het gesprek over Zicht op Nederland af. ’Om goed af te kunnen wegen waar welke functies het beste een plek kunnen krijgen, moet je weten hoe die fysieke leefomgeving er zowel boven als boven de grond bij ligt. Als je dat weet, neem je betere besluiten en kun je kansen benutten.’
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
‘Neem het kernbegrip ruimtelijke kwaliteit, die ontstaat als er synergie is tussen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Voor het vaststellen van de gebruikswaarde is bijvoorbeeld het uitgangspunt “Water en bodem sturend” van groot belang. Daarnaast is er de wil om onverminderd vaart te maken met het oplossen van de woningopgave. Het helpt dan enorm om te weten dat er vanuit het oogpunt van waterveiligheid, wateroverlast, bodemdaling en drinkwaterbeschikbaarheid voldoende plekken zijn om te bouwen, maar dat er tussen gebieden qua geschikheid ook grote verschillen zijn. Door die informatie beschikbaar te stellen en daar met het afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving een handelingsperspectief aan te verbinden, zoals het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft gedaan, help je partijen sneller meters maken. Het maakt ook meteen duidelijk dat je niet alleen beleidsmatig, maar ook qua informatie over de tradionele sectorgrenzen heen moet kijken.’
‘Nu verstandige keuzes maken, voorkomt een hoop ellende achteraf’
Versluis laat zien dat dit voorbeeld prima naar het begrip toekomstwaarde is door te trekken: ‘Het is fijn om nu droge voeten te hebben, maar we bouwen ook voor de generaties na ons. En dus is het verstandig om te onderzoeken of nieuwbouwlocaties in de toekomst gevoelig zijn voor bijvoorbeeld overstromingen. Gelukkig beschikken we over steeds betere rekenmodellen om daar goede inschattingen van te maken op basis waarvan je concrete maatregelen kunt treffen. Een van de vele voorbeelden is de nieuwbouwwijk Breezicht in Zwolle die klimaatbestendig is ingericht. Nu verstandige keuzes maken, voorkomt een hoop ellende achteraf. Niet in de laatste plaats in financieel opzicht.’
Karakteristieken versterken
En hoe zit dat met belevingswaarde?
‘Bij belevingswaarde denk ik in de eerste plaats aan wat een gebied eigen maakt’, vertelt Versluis. ‘Ik juich de trend om gebiedsbiografieën als basis voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving te maken van harte toe. Ik zie bij mijn collega’s van NOVI dat zo’n biografie meerwaarde heeft bij het maken van een ontwikkelperspectief: welke karakteristieken willen we verder versterken richting de toekomst?’
De verwachte belevingswaarde is ook een belangrijke factor bij het verkrijgen van draagvlak voor ruimtelijke ingrepen. Versluis: ‘Steeds meer gemeenten maken daarbij volop gebruik van de mogelijkheden die de moderne techniek biedt door hun plannen niet alleen in lijvige rapporten op te schrijven, maar in 3D weer te geven. Zo’n virtueel model is een stuk toegankelijker voor burgers, maar ook beleidsmedewerkers en bestuurders doen regelmatig nieuwe inzichten op. Dat geldt in het bijzonder voor zaken die je normaal niet kunt zien. Denk daarbij aan de opbouw van de ondergrond of milieuzoneringen.’ Voor een concreet voorbeeld verwijst hij naar het artikel ‘Groningen laat inwoners met virtual reality meedenken over gebiedsplannen’ in dit magazine.
Het klinkt alsof je alles al op orde hebt?!
‘Het glas is halfvol’, vindt Versluis. ‘Ik zie veel mooie voorbeelden van datagedreven werken, maar ik mis nog een systematische aanpak.’ Hij is daar niet de enige in. Onlangs is vanuit BZK de meerjarenvisie Zicht op Nederland naar de Tweede Kamer gestuurd. De visie beoogt alle betrokken partijen de juiste middelen in handen te geven om zelf structureel aan de slag te gaan met datagedreven werken, legt Versluis uit. ‘Dat doen we door goed luisterend naar de informatiebehoefte vanuit de opgaven, meer data op een laagdrempelige manier beschikbaar te stellen. Daarom bouwen we bijvoorbeeld aan een stevig, betrouwbaar en toegankelijk datafundament. Maar ook door voorzieningen te ontwikkelen die het maken van specifieke analyses en visualisaties vereenvoudigen en versnellen.
De noordelijke Lekdijk naar Amerongen. Beeld HDSR (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)
‘Op de achtergrond werken we verder aan standaarden en afspraken. Vanuit het perspectief van de gemiddelde ruimtelijke ordenaar misschien wat minder interessant, maar wel een noodzakelijke randvoorwaarde om over organisaties, gebieden en opgaven heen eenvoudig informatie uit te kunnen wisselen en te vergelijken. Daardoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om regionale bijdragen aan landelijke beleidsdoelen, zoals de Regionale Energie Strategieën, daadwerkelijk op te tellen in plaats van appels met peren te vergelijken.’
Beleidscyclus bedienen
Wat is er nieuw aan de visie Zicht op Nederland?
‘Anders dan in eerdere visies staan in Zicht op Nederland de ruimtelijke vraagstukken centraal in plaats van de data zelf. Het is de omslag van aanbod- naar vraaggericht. Dat betekent dat we voor het bepalen van prioriteiten in ons werk meer dan voorheen de aansluiting met het ruimtelijk beleid zoeken: wat speelt er en welke informatiebehoefte vloeit daaruit voort?
Een ander nieuw aspect is dat we de hele beleidscyclus willen bedienen. Traditioneel worden data vooral in de uitvoering en voor monitoring ingezet, terwijl data juist aan de voorkant van het proces van grote toegevoegde waarde zijn. Goed geïnformeerde keuzes tijdens beleidsontwikkeling en doorwerking leveren winst in tijd, geld en kwaliteit op. Als laatste punt wil ik het brede interbestuurlijke draagvlak noemen. Parallel aan deze nationale visie hebben ook de provincies, waterschappen en gemeenten een eigen visie op datagedreven werken in het fysieke domein ontwikkeld. Die visies concurreren niet met elkaar, maar versterken elkaar. Op elk bestuurslaag is het belang van datagedreven werken doorleefd én geagendeerd.’
Een visie klinkt nog weinig concreet …
‘Klopt, de visie is het begin’, stelt Versluis. ‘Net als de visie een gezamenlijke inspanning was, werken we met collega-departementen, medeoverheden en uitvoeringsorganisaties, verenigd in het Beraad voor Geo-informatie, nu aan de uitvoering van de bijbehorende werkagenda. We hebben daarbij een aantal inhoudelijke prioriteiten gesteld: woningbouw, landelijk gebied, energietransitie en bodem en water sturend. Het plan is om binnen een jaar de eerste verbeteringen in het aanbod van data gerealiseerd te hebben.’
Digitale tweelingen
Welke ontwikkeling moeten ro’ers vooral in de gaten houden?
Versluis is zelf onder de indruk van alle ontwikkelingen rond digitale tweelingen: ‘Met zo’n dynamische, driedimensionale, digitale representatie van een gebied bied je beleidsmedewerkers en bestuurders nieuwe mogelijkheden om ruimtelijke opgaven aan te pakken. Bijvoorbeeld met de creatie van een virtuele proeftuin waarbinnen je met verschillende oplossingsrichtingen kunt experimenteren: wat zijn de consequenties nu en op termijn?
‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden’
Mijn collega’s bij MooiNL onderzoeken bijvoorbeeld in samenwerking met TNO verschillende toekomstscenario’s rond verstedelijking. Een andere toepassing is monitoring: in plaats van een jaarlijks rapport, kun je met een digitale tweeling in realtime in een oogopslag de laatste ontwikkelingen zichtbaar maken. Het is mijn overtuiging dat digitale tweelingen een brugfunctie tussen de werelden van beleid en data zullen vervullen en gaan helpen om burgers beter bij hun leefomgeving te betrekken. Een beeld zegt namelijk meer dan duizend woorden.’
Versluis wil daarbij een misverstand uit de wereld helpen. ‘Er bestaat soms het beeld dat wij toewerken naar een allesomvattende digitale tweeling van Nederland. Dat is niet het geval’, zegt hij. Versluis en zijn projectteam willen zorgen voor de ingrediënten, zoals data en rekenmodellen, waarmee iedereen zijn eigen digitale tweeling op maat kan maken. ‘Zo kan een netwerk van lokale digitale tweelingen ontstaan.’ Tot slot zegt hij over zijn persoonlijke missie: ‘Die is geslaagd als we in de ruimtelijke ordening met overtuiging op basis van slim gebruik van informatie met Cruijff kunnen zeggen: voordat ik een fout maak, maak ik hem niet.’
Meer informatie over de meerjarenvisie Zicht op Nederland is te vinden op www.zichtopnl.nl.