Inschrijven voor nieuwsbrief
Circulaire economie Ruimtelijke economie Omgevingswetgeving Infrastructuur en mobiliteit

Mooie intenties, weinig geld, concrete projecten kwestie van lange adem

Werken aan ‘emissieloze’ topcorridors met duurzame logistieke knooppunten

Station Venlo. De gemeente bekijkt met ProRail, de provincie en het ministerie of alle functies van het spoorgoederenvervoer thuishoren op het emplacement midden in de stad. Beeld Wikipedia/Smiley.toerist
Auteur Bas Dijkhuizen

23 september 2024 om 19:08, Leestijd ca. 10 minuten


Met het programma Topcorridors investeren overheden en de logistieke sector in “emissieloze topcorridors” naar de buurlanden die bijdragen aan duurzame economische groei en een betere leefomgeving. Voor de logistieke knooppunten zijn de uitdagingen immens: CO2-reductie, energietransitie, de overgang naar een circulaire economie, en ruimte voor groei. Het blijkt een lastige puzzel, vooral omdat de logistieke sector er nog onvoldoende perspectief in ziet.

Station Venlo. De gemeente bekijkt met ProRail, de provincie en het ministerie of alle functies van het spoorgoederenvervoer thuishoren op het emplacement midden in de stad. Beeld Wikipedia/Smiley.toerist

Dit artikel staat in de nieuwe editie van ROmagazine, september 2024. ROm is het maandelijkse vakmagazine voor ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving, en digitaal gratis voor ambtenaren, bestuurders en politici in die domeinen. Hier kunt u zich abonneren.

In het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) Goederenvervoercorridors werken de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) al een aantal jaren samen met vier grote havenbedrijven en zes provincies om de logistieke toppositie van Nederland te versterken en tegelijk te verduurzamen. Ook Rijkswaterstaat, ProRail, de Topsector Logistiek en de Logistieke Alliantie zijn aangehaakt.

Het Goederenvervoercorridors (GVC)-programma is opgedeeld in een Oost- en Zuidoost-corridor, waarmee in 2017 is gestart. Die richten zich op de verbindingen tussen Rotterdam-Arnhem-Duitsland en Rotterdam-Venlo-Duitsland. Meer recent is het programma Goederenvervoercorridor Zuid toegevoegd. In dit programma staat de verbinding tussen Amsterdam-Rotterdam-North Sea Port/Vlaanderen centraal.

Miljoeneninvestering

Doelstelling is dat de drie topcorridors in 2030 de basis vormen voor een vlot, betrouwbaar, robuust, veilig en duurzaam transportsysteem dat bijdraagt aan duurzame economische groei en een betere leefomgeving. In die ambitie staan binnen de goederenvervoercorridors de ruimtelijk-economische ambities van overheden en bedrijven centraal. De infrastructuur is ondersteunend om deze ambities mogelijk te maken. In november vorig jaar ontvingen de corridors GVC Oost, Zuidoost en Zuid een investering van ruim 32 miljoen euro; 26 miljoen euro van het Rijk, 6 miljoen euro van de regio. Met de kapitaalinjectie willen de overheden stappen zetten richting multimodaal en duurzamer goederenvervoer in de belangrijke logistieke knooppunten binnen de corridors.

Verwachte volumegroei zet infrastructuurnetwerken in Oost en Zuidoost onder druk

Investeringen zijn hard nodig want infrastructuurnetwerken in de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost staan in de nabije toekomst onder druk door een verwachte volumegroei van tien tot twintig procent in het goederenvervoer tegen 2030, afhankelijk van de economische scenario's. Die groei leidt tot beperkte congestie voor binnenvaart en buisleidingen, maar mogelijk meer voor weg- en spoorvervoer. Optimaler gebruik van modaliteiten en achterstallig onderhoud zijn nodig, staat in de begin dit jaar gepubliceerde Toekomstagenda Goederenvervoer Oost en Zuidoost (OZO) 2030.

Tegelijkertijd moet de logistieke sector als gevolg van de energietransitie zijn transportactiviteiten verduurzamen door te kiezen voor elektrisch of waterstof en de overgang naar een circulair systeem. Grote havens spelen daarin een belangrijk rol, maar een dekkend energienetwerk ontbreekt. ‘Grote schaarste aan fysieke en (milieu)ruimte en onvoldoende samenhang in initiatieven en investeringen vormen uitdagingen voor de logistieke knooppunten binnen GVC OZO’, aldus de toekomstagenda. Om meer samenhang te krijgen op logistieke knooppunten binnen GVC OZO zijn zogeheten realisatiepacten opgesteld. Binnen deze pacten trekken Rijk en regio gezamenlijk op bij de versterking van de goederenvervoerscorridors, met logistieke knooppunten Tilburg en Venlo als koplopers.

In veertig jaar tijd verschuift het zwaartepunt van logistieke ontwikkelingen in de goederenvervoercorridor circa dertig kilometer naar het oosten. Beeld Merten Nefs, Landscapes of Trade.

Venlo: optimalisatie en herstructurering

Zo zijn in Venlo als onderdeel van het realisatiepact vier projecten geformuleerd, waaronder de optimalisatie van het emplacement van het spoor midden in de stad. ‘Het emplacement willen we graag optimaliseren en terugbrengen in omvang. Het is onze taak om samen met ProRail, de provincie en het ministerie te kijken of alle functies van het spoorgoederenvervoer thuishoren op het emplacement midden in de stad’, aldus Leon Peters, beleidsadviseur mobiliteit en logistiek bij Gemeente Venlo. Hij legt uit dat het emplacement voornamelijk het spoorgoederenvervoer bedient en dat er wordt gekeken naar mogelijkheden om enkele functies elders te faciliteren.

Daarnaast wordt in Venlo de herstructurering van het havengebied aangepakt, waarbij de zuidoever van de Maas meer ruimte zal bieden voor industrievaart door de verplaatsing van de recreatievaart naar de noordoever. Dit zal vijftien hectare extra ruimte creëren voor grote schepen die vanuit Rotterdam via Venlo naar Duitsland varen. Een lastige opgave zegt Peters. ‘Je hebt te maken met bedrijven, eigenaren van de grond en ze kunnen tot in de oneindigheid blijven zitten waar ze zitten. Je moet dus echt het gesprek met hen aangaan. Wat willen zij? Wat willen wij? En waar kun je elkaar vinden? Ik zie de samenwerking tussen de verschillende partijen dus ook echt als een marathon.’

Tilburg: slimmer benutten werklocaties

In Tilburg ligt de focus op het slim benutten van bestaande werklocaties en het verbeteren van de bereikbaarheid. Maaike de Wijk, beleidsmedewerker economie en ruimte van Gemeente Tilburg, benadrukt het belang van revitalisering en de juiste bedrijven op de juiste plaats. ‘Enerzijds willen we via revitalisering slimmer omgaan met de ruimte. Om zo de toekomstbestendigheid van de werklocaties van ons knooppunt een forse impuls te geven’.

Een belangrijk project in Tilburg is de opwaardering van Sluis II aan het Wilhelminakanaal, waardoor een groot deel van de bedrijventerreinen bereikbaar wordt voor grotere vaartuigen. Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuwe trimodale terminal voor de overslag van goederen van water en weg naar spoor, wat bijdraagt aan de modalshiftdoelstelling en verduurzaming. De Wijk: ‘Wij kijken daarbij nadrukkelijk naar kansen voor verduurzaming, bijvoorbeeld met een pilot om walstroom als aanjager te laten functioneren voor de grotere energietransitieopgave.’

De samenwerking voor corridor Zuid is nog pril. Eerst moet de meerwaarde blijken

Het goederenvervoerprogramma corridor Zuid is ten opzichte van GVC OZO nog vrij jong. Dit programma is twee jaar geleden gestart met een uitvoeringsplan. De programmadeelnemers erkennen, zonder echt concreet te zijn, dat in deze corridor veel ruimtelijke vraagstukken spelen die impact hebben op de ambities van het programma. Zo liggen drie van de vier havens binnen deze corridor in een NOVEX-gebied. De verstedelijking langs deze corridor gaat steeds verder en vraagt ruimte voor de energietransitie, maar ook voor bedrijventerreinen en knooppunten. Vandaar de ambitie in het toekomstbeeld van corridor Zuid om economische activiteiten ruimtelijk op een slimme manier in te passen en voldoende ruimte vrij te houden voor de transities.

De deelnemers aan GVC Zuid zijn terughoudend om de ruimtelijke uitdagingen in corridor-verband samen met andere partijen aan te pakken. Wel zullen knelpunten en kansen bij de bestaande initiatieven en sectorale tafels worden besproken. De gedachte is dat de samenwerking bij corridor Zuid haar meerwaarde eerst moet bewijzen, voordat concrete uitvoeringsprojecten worden opgestart. ‘Het opstellen van realisatiepacten, zoals in Oost-Zuid-Oost, is nu ook niet relevant voor Zuid’, aldus het uitvoeringsplan.

Rotterdam: hubvorming als speerpunt

Binnen ‘Zuid’ werpt Rotterdam zich als grootste Europees havenlogistiek knooppunt op als kartrekker van deze corridor met een realisatiepact Rotterdam en omstreken, dat dit najaar klaar moet zijn. Binnen dit pact met Greenport West-Holland, Europa’s belangrijkste verscluster, ligt de nadruk op het ontwikkelen van onder andere logistieke hubs, met ruimte voor verschillende voorzieningen voor goederenvervoerders, zoals laad- en tankvoorzieningen voor zero-emissievrachtwagens en de binnenvaart.

Binnen dit realisatiepact kan Rotterdam dankbaar putten uit de bestaand akkoorden, onderzoeken, visies en ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan binnen het GVC OZO-programma.
‘Vanwege een sterke economie en de nationale duurzaamheidsdoelstellingen is het een belangrijke uitdaging om als eerste de logistieke hubs te realiseren’, zegt Michiel Jak, onafhankelijk regisseur. Samen met adviesbureau Buck Consultants International doet hij de procesbegeleiding. Jak benadrukt de noodzaak van een dekkend netwerk van hubs in Zuid-Holland om een robuust en duurzaam transportsysteem te realiseren. ‘De grote vraag is alleen hoe je die hubs realiseert en welke voorzieningen waar moeten komen.’

Sluis II aan het Wilhelminakanaal. Beeld Rijkswaterstaat

Kritische sector

De logistieke sector ziet het belang in van het Topcorridors-initiatief, maar vindt dat overheden nog altijd onvoldoende met elkaar praten over de investeringen in de infrastructuur in het achterland van Rotterdam om de modal shift te faciliteren en het verdienvermogen van de sector te vergroten. Hij is ook kritisch op de projecten waar de bij dit programma betrokken overheden in hebben geïnvesteerd binnen de GVC’s, zoals extra ruimte voor ligplaatsen voor binnenvaartschepen, de beschikbaarheid van walstroom, een netwerk van clean energy hubs en een (lopend) modalshiftstimuleringsprogramma.

Bedrijfsleven betwijfelt of er op deze manier een modal shift komt

Dat werd uitgesproken tijdens een bijeenkomst waarin betrokken overheden in het Topcorridor-programma bij het logistieke bedrijfsleven peilden waar de investeringsbehoefte ligt binnen de drie GVC’s. ‘Voor de binnenvaart is het veel belangrijker onder welke – commerciële – condities een lading wordt vervoerd voor een verlader in plaats van over de weg. Geen van deze vier projecten voldoet aan de condities om meer lading te vervoeren en efficiënter gebruik te maken van water of spoor binnen goederenvervoercorridors’, stelde Michel van Dijk, directeur logistiek bij Van Berkel Logistics. Van Dijk sprak van “armoede” als met deze projecten de modal shift van het goederenvervoer over de corridors moet worden gestimuleerd. ‘Deze projecten leveren geen grote bijdrage aan de modal shift want er gaat niemand extra gebruikmaken van mijn schepen als ik aangeef dat er extra ruimte komt voor ligplaatsen. Voor de klant moet “het ding” varen, niet liggen.’

Ruimtelijke kansen en uitdagingen

De kansen die de transitie naar een circulaire economie biedt voor de goederenvervoerscorridors Oost en Zuidoost worden niet optimaal benut. Onder andere door het ontbreken van een dekkend alternatief energienetwerk voor duurzame brandstoffen. Dat constateert Merten Nefs, ruimtelijk onderzoeker en planner aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, in zijn recente proefschrift Landscape of Trades.

Nefs: ‘De circulaire economie vereist grote ruimtelijke keuzes en investeringen voor duurzame economische groei op de corridors. Vooral ook om de toekomstbestendigheid van de logistieke sector te garanderen’. Hij wijst op het probleem van wat hij noemt lock-in regio’s, waar de afgelopen jaren de focus lag op de ontwikkeling van XXL logistieke clusters met de gedachte dat dit zou zorgen voor een aanzuigende werking op andere industrieën. ‘De praktijk wijst uit dat deze clusters in de GVC OZO hebben geleid tot een economische lock-in situatie, waarbij de gehele economie is gaan draaien om warehouses. Dit is ten koste gegaan van de concurrentiekracht in de maakindustrie, agrofood en dienstensector’, stelt Nefs in zijn proefschrift. ‘Het is dus volgens de onderzoeker nog maar de vraag in hoeverre de corridors klaar zijn voor het lonkende perspectief van Made in Europe, waarbij als gevolg van de transitie naar een circulaire economie een grote ruimtevraag ontstaat vanuit Europese maakindustrie. ‘Het laten doorgroeien van deze bestaande krachtige logistieke machine zorgt in de toekomst voor flink wat ruimtelijke uitdagingen als binnen de logistieke knooppunten binnen de GVC’s hier geen aandacht aan wordt besteed.’

Een mogelijke oplossing voor de geschetste ruimtelijke uitdagingen in zowel GVC OZO als ook in Zuid ziet Nefs in het meervoudig ruimtegebruik, waarbij logistieke functies worden gecombineerd met andere (duurzame) functies zoals zonnestroom, vegetatie, sportvelden of biodiversiteitsmaatregelen. Dit kan volgens de onderzoeker de meerwaarde van logistiek vastgoed binnen de corridors vergroten en bijdragen aan de betere acceptatie door de lokale bevolking. ‘Als een nabije loods bijdraagt aan de lokale werkgelegenheid en mooi in het landschap is ingepast, dan is de hele gemeenschap op de goede weg en daarmee ook de GVC waarin deze zich bevindt,’ geeft Nefs aan.

 

Gerelateerde Artikelen