Genoeg urgente dossiers, waar het waterschap mee bezig is. Zoals de versterking van de IJsselmeerdijk die in de tweede helft van de uitwerkingsfase zit. Klavers: ‘We hebben een opgave om de dijken te versterken waar nodig, om op het vereiste niveau voor 2050 te komen. Dat is nodig om hoogwater bij stormen en voor hogere piekberging in het IJssel- en Markeermeer, ook in de winterperiodes, op te kunnen vangen. We koppelen die opgave aan kwaliteitsverbetering van de dijkinfrastructuur, het karakteristieke landschap en de natuur. We hebben een vrij uniek dijkenpatroon dat we graag willen behouden, versterken en waar mogelijk ook beter benutten. Zo kunnen de verbindingen tussen het water en het achterland wel een kwaliteitsimpuls gebruiken, bijvoorbeeld voor recreatie, natuur en biodiversiteit.’
Dat uit de studie naar alternatieven de variant met vooroevers rolde als beste voor zowel de toekomstbestendigheid als de waterveiligheid en de natuurontwikkeling, noemt de dijkgraaf verrassend. ‘Die is hartstikke duur, dacht ik. Maar dat bleek mee te vallen, omdat we de dijk zelf niet hoeven aan te pakken. Het voordeel van het Nieuwe Land zullen we maar zeggen.’
Dit artikel staat in ROmagazine editie november 2024. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
Peilbeheer IJssel- en Markermeer
‘Een ander groot voordeel daarvan is dat het watersysteem en de landinrichting op dit moment goed op elkaar zijn afgestemd. Daar hoeven we voorlopig geen kostbare aanpassingen voor te doen om bijvoorbeeld de klimaatverandering bij te houden. Vorige winter hebben we hier als gevolg van hoogwater nauwelijks problemen gehad. Zelfs piekbuien kunnen we goed opvangen. Ook de bodemdaling was destijds bij de aanleg van ons poldergebied voorzien. In het grootste deel van de polder kunnen wij de bodemdaling voorlopig opvangen, maar in die delen waar de bodem al veel is gezakt of nog veel verder zakt, loopt het watersysteem tegen zijn grenzen op. Daar zal hoogwaardige landbouw steeds lastiger worden.’
Klavers geeft aan dat verhoging van het waterpeil in het IJssel- en Markeermeer ten behoeve van de zoetwatervoorraad voorlopig nog weinig gevolgen heeft voor de plannen van het waterschap en medeoverheden. ‘We kunnen maar een beperkt deel gebruiken van de buffercapaciteit zoals we die nu al hebben: 20 tot 40 centimeter. Terwijl je op een beetje warme zomerdag zo maar een verdamping van een halve centimeter per dag hebt, en er minder aanvoer van de IJssel is. Dan is die buffer weer snel leeg. Dus sowieso vinden wij als waterschap dat je daar niet al te hoge verwachtingen van moet hebben en dat je moet zoeken naar andere gebiedseigen zoetwatervoorraden in de omgeving.’
Een mogelijk nog hoger waterpeil verder in de toekomst zal wél grote gevolgen hebben op de regionale watersystemen, benadrukt Klavers. ‘Ons pleidooi om dit soort beslissingen altijd te nemen vanuit het perspectief van de regionale systemen, wordt in het Deltaprogramma opgepakt.’
Zomer 2024. Klavers bezoekt de Boerderij voor de Toekomst. Beeld Marjolein Oldenbeuving
Conflict met Lelystad
Alle bestuurders in het werkgebied van Waterschap Zuiderzeeland weten dat ze kunnen bestaan dankzij de dijk en dat het waterschap daarover waakt, is de overtuiging van dijkgraaf Klavers. ‘Wel zie je dat men in het enthousiasme van gebiedsontwikkeling in sommige gevallen lichtzinnig denkt over wat er allemaal dicht bij een dijk kan. Dan is het een voordeel als we snel met elkaar aan tafel zitten.’
Op de vraag hoe vroeg in het planstadium dat moet gebeuren, antwoordt Klavers resoluut: ‘Voordat er ook maar één letter en streep op papier staat. Vanaf het moment dat er ergens in ons gebied een serieuze ambitie wordt uitgesproken om iets bij de dijken te doen, moet je met het waterschap om tafel.’
'We vragen ons wel af of we met de kennis van nu nog dezelfde beslissingen zouden nemen’
Blijkbaar is dat nog niet overal ingeslepen gebruik, gegeven de onenigheid met de gemeente Lelystad over de Kustvisie Lelystad, met delen van de gebiedsontwikkeling buitendijks. De visie is in 2022 gelanceerd en er ligt inmiddels een ontwerpbestemmingsplan en milieueffectrapport (MER) voor het onderdeel Waterfront Stedelijke Kust Lelystad. Het waterschap heeft daar een uitgebreide en kritische zienswijze tegen ingebracht. Vooral het participatietraject was volgens het waterschap tot de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan ondermaats. Het waterschap is te laat bij de plannen betrokken en bezwaren zijn in de plannen niet meegenomen.
Lessen en principes in Almere
De dijkgraaf vindt het, lopende het gesprek met de gemeente, lastig om er iets over te zeggen en formuleert voorzichtig. Ze verwijst naar juist de goede voorbeelden van gebiedsontwikkelingen waar het waterschap wel nadrukkelijk vanaf het beginstadium bij de planvorming is betrokken, zoals bij Almere Duin en Almere Pampus. Almere Duin is een gemaakt duinlandschap aan en over de dijk, aan het IJmeer. ‘We werken er al sinds 2003 mee aan de plannen. We zijn toen meegegaan in de gedachte om de beleving van het water zo dicht mogelijk bij de woningen en ander voorzieningen te brengen. De dijk is helemaal ingepakt. Zonder meer een bijzonder gebied. De vraag is wel of we met de kennis van nu nog dezelfde beslissingen zouden nemen. Een mogelijk toekomstige dijkversterking moeten we richting het Markeermeer zoeken. Dat wisten we toen ook al, maar het nieuwe inzicht is dat de beschikbaarheid van zoetwater een groter probleem wordt. En dat wij dus zuinig moeten zijn op de zoetwatervoorraad in het Markeermeer en het IJsselmeer.’
Klavers over de medewerking van het waterschap aan Almere Duin: 'We zijn toen meegegaan in de gedachte om de beleving van het water zo dicht mogelijk bij de woningen en ander voorzieningen te brengen. De dijk is helemaal ingepakt. Zonder meer een bijzonder gebied. De vraag is wel of we met de kennis van nu nog dezelfde beslissingen zouden nemen.' Beeld Marco Slot
‘Dat zijn dus nieuwe inzichten. Kennis is niet statisch. Door de ervaringen met de gevolgen van de klimaatveranderingen, niet alleen de hevige neerslag, ook de extremere droogteperiodes in de zomer, zijn we terughoudender geworden.’ Bij Almere Pampus, de volgende grote gebiedsontwikkeling die op stapel staat, worden die inzichten meegenomen. ‘Het mooie is dat de gemeente Almere de klimaatadaptieve en duurzame voorwaarden bij die ontwikkeling zelf heeft geformuleerd in de zogenaamde Almere Principles’, geeft Klavers aan. ‘Wat ze daar gaan doen gaat verder dan het huidige beleid van het waterschap en daar zijn wij blij mee. We doen daar volwaardig mee en hebben samen aan kennisontwikkeling over water en bodem gedaan.’
Ruimtelijke ordening
Klavers benadrukt dat het waterschap er niet is om aan ruimtelijke ordening te doen, maar dat ze vanuit de verantwoordelijkheid voor het watersysteem wel wil meedenken over ruimtelijke ontwikkelingen.
‘Als je water en bodem serieus neemt, neem je ook de toekomst van je kinderen serieus’
Terugkomend op Lelystad en de Kustvisie: ‘We zijn niet tegen wonen aan het water, maar wel als het op die manier gaat gebeuren. Op zoveel punten stroken de plannen niet met ons beleid. We moeten bijvoorbeeld bij de dijk kunnen als dat nodig is voor toekomstige versterking. Voor de gebiedsontwikkeling is een deel van onze gronden nodig. Daar werken we aan mee als de plannen voldoen aan de voorwaarden die wij in onze waterschapsverordening stellen. In de hitte van de discussie ben ik door iemand van buiten de regio een “waterdictator” genoemd. Ik vind dat onnodig polariserend, maar ik kan ertegen. Het enige dat ik doe, is uitvoering geven aan ons beleid.’
Gaat ze er uitkomen met het gemeentebestuur van Lelystad? ‘Ik verwacht dat wel. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: een fijne, gezonde en veilige leefomgeving, voor onszelf en voor onze kinderen.’ Verwijzend naar de politieke discussie hoe in het beleid rekening te houden met water en bodem, zegt Klavers: ‘Ik merk dat dit mij niet zo bezighoudt. Hoe je het noemt, vind ik minder belangrijk dan dat je als overheid dezelfde uitgangspunten deelt, en dat je behalve praten en plannen maken buiten de goede dingen doet. Niet alleen voor nu, maar vooral ook voor later. Als je water en bodem serieus neemt, neem je ook de toekomst van je kinderen serieus.’