
Dat was de uitkomst dinsdag in de discussie tijdens de livestream ‘Ontwikkelpotentieel rond kleine- en middelgrote stations: van theorie naar praktijk’ van Stadszaken, ROmagazine en KuiperCompagnons.
Bekijk het complete webinar hieronder terug. Wij lichten alvast tien adviezen uit:
1. Veel stationsgebieden hebben onbenut potentieel
KuiperCompagnons heeft onderzocht dat er veel potentieel schuilt in de ruimte rondom kleine en middelgrote stations door het land. Uit een studie op zestig stations bleek dat in de omgeving bij elkaar zo'n 80.000 tot 120.000 woningen extra mogelijk zijn.
‘Daarbij zijn veel stations niet eens onderzocht’, zei Remko Slavenburg, strategisch stedenbouwkundig ontwerper bij KuiperCompagnons tijdens het webinar. ‘Met het woningtekort in ons achterhoofd moeten we dit potentieel aangrijpen. We hebben niet de luxe om deze kansen te laten liggen.’
2. Stationsgebieden zijn geschikte woonlocaties voor verschillende mensen
Het woningpotentieel rondom stationsgebieden is naast een kwantitatieve, ook een kwalitatieve kans, benadrukt Slavenburg. Stationsgebieden lenen zich namelijk goed voor voorzieningen en kleinere woningen, die gestapeld mogelijk zijn.
Veel verschillende woningzoekenden passen op zulke plekken, zegt de ontwerper. Ouderen, maar ook jongeren, willen graag doorstromen naar een woning in de buurt, met voorzieningen om de hoek. Daarmee bieden stationsomgevingen kansen voor de huidige groei van het aantal huishoudens.
3. Vergeet de kleine stations niet
Ook bij kleine stations kun je veel woningen bouwen, laat het onderzoek van KuiperCompagnons zien. ‘In Zevenbergen zien we een potentieel van 450 woningen. Zie de kleine stations dus niet over het hoofd’, aldus Slavenburg over het onderzoek.
Gezien het veelvoud aan kleine stations lijkt de som makkelijk gemaakt. ‘Dit is interessant voor de verstedelijkingsopgave’, aldus de ontwerper. ‘Maar vergeet niet dat ook kleine stations veel opgaven kennen. Benut niet alleen de woningbouwkansen, maar pak het hele gebied aan.'
4. Verbindt het station aan weerzijden met de omgeving
Gemeente Moerdijk (Noord-Brabant) heeft onderzocht hoe station Zevenbergen bij vernieuwing beter verbonden kan worden met de omgeving. Wethouder Danny Dingemans (Economie, Ruimte en Wonen) vertelde over de opgave tijdens het webinar.
Een betere inmenging is volgens Dingemans mogelijk door de omgeving van het station in beeld te brengen en te begrijpen. Soms is dat een oud centrum aan de linkerzijde, en een nog onbebouwde nieuwbouwwijk aan de rechterzijde. Dingemans tipte om fietspaden en looproutes onder het spoor en groene stationsomgevingen te gebruiken als verbindingsmiddelen.
5. Geef identiteit aan je vernieuwde knooppunt
Geef ook identiteit aan de stationsomgeving die je aanpakt, gaf Patrick Rentinck, gebiedsontwikkelaar bij gemeente Dijk en Waard, mee als aanbeveling. Dat is mogelijk door de ruimtelijke context mee te nemen in het ontwerp van het station.
Stationskwartier Dijk en Waard doet dat met een tweeledige identiteit: door een moderne stedelijke omgeving (Heerhugowaard) te zijn, en tegelijkertijd een ‘Buitenpoort’ met het naastgelegen natuur- en cultuurlandschap Oosterdel.
Als voorbeeld wijst hij ook naar station Zaandam, met de bekende gekleurde Zaanse gevels. Of station Castricum dat profileert als ‘duinstation'.
6. Woningbouw rondom stations zorgt niet direct voor minder autogebruik
Het bouwen van woningen rondom stations biedt geen directe garantie dat deze bewoners hun auto laten staan, zei wethouder Dingemans. ‘Natuurlijk stijgt het aantal ov-reizigers een beetje, maar je moet meer doen om het alternatief van ov aantrekkelijker te maken.’
Dat kan door te ontwerpen vanuit het perspectief van bewoners, tipte de wethouder. Door parkeerplaatsen niet voor het huis, maar achter het huis te plaatsen, kan de fiets een aantrekkelijkere optie naar het centrum zijn. ‘Verder moet het ov natuurlijk kwaliteit bieden, met goede reistijden en betaalbare reiskosten.’
7. Richt het stationsgebied in met functies voor ov-reizigers
Hoe zorg je dat bewoners rondom het station daadwerkelijk gebruik gaan maken van het ov? ‘Door met gemeenten en stakeholders eerst de behoeften van bewoners in het stationsgebied in kaart te brengen’, zei gebiedsontwikkelaar Chantal Snelling Berg van de NS.
‘Bepaal welke invullingen aansluiten op het gebied en de behoeften, en kijk naast woningbouw ook naar onderwijs of voorzieningen. Start met het plaatsen van functies voor reizigers die al gebruikmaken van het ov. Aanvullende maatregelen zoals lage parkeernormen en hubs rondom het station sluiten hierbij aan.’
8. Zorg voor een vliegwieleffect in je ontwikkeling
Gebiedsvernieuwing komt echt van de grond zodra verschillende projecten elkaar versterken, moedigde Rentinck aan. ‘Maak niet alleen visies, maar zet in op “verleidingsplanologie”. Nodig ontwikkelaars uit en zorg dat publieke investeringen partijen ook verleiden te investeren', aldus de gebiedsontwikkelaar van Dijk en Waard, waar onder meer een nieuw medisch centrum en het onderkomen van het hoogheemraadschap dicht bij het station verschenen.
‘Het levert naast een kleuring van het ov-knooppunt aan de Zaancorridor, ook een tegenspits op. We proberen echt reizigers onze kant op te krijgen’, stelt Rentinck.
Dat dit een kip-ei-verhaal betreft, is zeker, voegde Rentinck toe. ‘We investeren met alle partijen in ‘plaatswaarde’, maar de lokale ‘knoopwaarde’ en een verbeterde netwerkkwaliteit van de Zaancorridor, zijn processen van een langere adem. Ook daar werken we met elkaar hard aan.'
9. Pak de knelpunten van het landelijke spoornetwerk aan
De kwaliteit van stationsomgevingen staat in lijn met de kwaliteit van het landelijke spoornetwerk, vertelde Spoorbouwmeester Marianne Loof, die in het webinar het landelijke perspectief benadrukte. Regio's zijn economisch met elkaar verbonden, en dus ligt de opgave op tafel om die regionale verbindingen te zien en knelpunten op het landelijke spoornetwerk te verstevigen.
Dit is een grote nationale opgave op de lange termijn, en vraagt ons om transformaties van knooppunten te faciliteren, bedenken en uit te voeren. ‘Sommige plekken worden goed aangepakt, zoals Hengelo, Uitgeest of Alkmaar.'
Toch zijn er ook veel plekken waarop lang verwaarloosde transitievraagstukken nog niet aangepakt worden, aldus Loof. ‘De projecten die wel aangepakt worden komen daarbij vaak tot stand met concurrentiestrijd om MIRT-financien. In plaats van Ruimtelijke Ordening zijn we soms meer bezig met “Ruimtelijke Concurrentie”.’
10. Zorg voor samenhang tussen verstedelijking en spoornetwerken
Waar veel mensen wonen moeten veel treinen reizen, en vice versa. Toch hangt de focus van verstedelijking en treincapaciteit niet altijd samen. Er zijn treinen en spoortrajecten die meestal niet ten volste worden benut, en waar maar weinig woningbouw gepland is, aldus Loof.
‘Dit onbenut potentieel is vooral zichtbaar in delen van Friesland, Overijssel, Gelderland, Limburg en Zeeland’, zei de Spoorbouwmeester al wijzend naar een kaart.
Deze regio’s zijn interessant voor stedelijke woningbouw omdat de infrastructuur er al grotendeels aanwezig is. 'Al maakt dat een gebied niet automatisch een potentieel OV-knooppunt.' De focus moet liggen op een bredere stedelijke opgave en een kwaliteitsslag in de leefomgeving.
‘Daarom is het van belang om ov-investeringen strategisch in te zetten, met prioriteit voor een robuust landelijk spoornetwerk dat bijdraagt aan duurzame mobiliteit.’
Tijdens het tafelgesprek werden meer adviezen gegeven. Bekijk hiervoor het webinar.