
Dit artikel staat ROm april 2025. ROm is een maandelijks vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
Dat netbeheerders zoals Enexis, Stedin en Liander een enorme opgave hebben om 48.000 nieuwe transformatorhuisjes te plaatsen door het hele land, is inmiddels duidelijk. De inpassing van deze zogenaamde middenspanningsstations, die de stroom omzetten naar de 230 V voor huiselijk gebruik, is een issue. Buurtbewoners verzetten zich tegen de wijze waarop dit gebeurt, zonder overleg en soms op voor hen ongewenste plekken. Ook bij het verwerven van de grond, die de beheerders graag in eigendom hebben, lopen ze tegen beperkingen aan.
Ruimtelijke beperkingen
De uitbreiding van het stroomnet tot in de haarvaten van de dorpen en steden loopt echter helemaal vast als niet met voorrang ook nieuwe 150/25 kV hoogspanning verdeelstations worden gebouwd. Die moeten zorgen voor verzwaring en scheppen van ruimte op het net voor de verduurzaming van de energievoorziening. Netbeheerder Stedin pleit er dan ook voor om energie-infrastructuur als sturend onderwerp mee te nemen in de Nota Ruimte. Immers zonder energieverdeelstations kunnen bedrijven niet uitbreiden of verduurzamen en kunnen er geen nieuwbouwwoningen worden aangesloten. Dit raakt Nederland zowel sociaal als economisch.
Ruimte voor energiestations sturend voor woningbouw en economische ontwikkeling
En ook dat gaat allesbehalve soepel. Eveneens door ruimtegebrek en verzet tegen plaatsing door omwonenden. Voor een hoogspanningsverdeelstation is 3-10 ha en soms zelfs meer grond nodig voor de regionale netbeheerder, waar combinatie met andere activiteiten zoals landbouw en verkeer maar beperkt mogelijk is. Twintig voetbalvelden en het lastige is dat de locaties gebonden zijn aan het tracé van de hoogspanningsleidingen. Die kun je niet zomaar even verleggen. Bij uitbreiding ervan kijk je naar de implicaties voor een groot gebied. Daarbij is niet elke locatie technisch geschikt en er zijn ruimtelijk vrijwel overal veel belanghebbenden
Om minister Mona Keijzer duidelijk te maken hoe hoog de nood is, nodigde Stedin de bewindsvrouw eind vorig jaar uit bij de opening van het nieuwe 150/25 kV verdeelstation aan de Professor Gerbrandyweg in de Rotterdamse haven bij Rozenburg. De locatie laat ook zien hoe de stroom afkomstig van de ‘motor van duurzame energie’, namelijk wind op zee, verdeeld wordt en uiteindelijk bij de industrie landt.
Het ruimtelijke inpassingsproces van het verdeelstation, midden in het Botlekgebied waar de ruimte toch al schaars is, verliep moeizaam. Het vinden van een geschikte locatie was al een opgave, en vervolgens het eigenaarschap van de grond. Dankzij ‘goede samenwerking’ met onder meer Havenbedrijf Rotterdam en Gemeente Rotterdam is deze locatie eruit gekomen, vertelt Bouke Bussemaker omgevingsmanager bij Stedin. Dat is niet altijd het geval weet hij te vertellen. Er zijn ook overheden die meteen een soort ‘njet’ uitspreken. Zoals Rijkswaterstaat als je te dicht op het water en in een veiligheidszone zit.
Standaardisering
Een grote bron van frustratie en vertraging is de stapel aan wettelijke regels waaraan moet worden voldaan, ook nog eens uiteenlopend per gemeente, geven betrokkenen aan. Zo moest bij de aanbouw van het verdeelstation rekening worden gehouden met compensatie aan het verlies van groen. Gekozen is voor een groen dak. ‘Als Stedin proberen we waar mogelijk mee te denken met het halen van andere maatschappelijke opgaven. Maar dat staat soms op gespannen voet met snelle inpassing van stations die nodig is om netcongestie aan te pakken’, vertelt Bussemaker.
‘De stapel aan wettelijke regels, ook nog eens uiteenlopend per gemeente, houden de boel op’
‘We zouden erg geholpen zijn met een zekere mate van standaardisering van de voorschriften, bijvoorbeeld voor transformatorhuisjes’, geeft Marloes van Diffelen, hoofd grondzaken van Stedin aan. ‘Het is natuurlijk ook helemaal niet leuk als je zo’n bouwwerk voor je neus krijgt. Wij werken momenteel aan een paar basisontwerpen, waar de gemeente dan in samenspraak met bewoners uit kan kiezen. Wij hoeven dan niet voor elke locatie een aparte discussie te voeren.’
Hoe dat kan schelen, blijkt uit de cijfers over vergunningaanvragen. Stedin alleen doet per jaar door het hele land zo’n 20.000 vergunningaanvragen voor de aanleg van kabels en leidingen. ‘Het zou efficiënter werken als we dat grotendeels kunnen doen op basis van een standaard die voor elke gemeente hetzelfde is. Dat is nu niet zo. Als we een sleuf graven tot 25 meter lengte, dan hebben we in de ene gemeente geen vergunning nodig en kunnen we volstaan met een melding, maar in een andere gemeente moeten we wel een vergunning aanvragen.
De ene gemeente vraagt een lijst van materialen waar we mee werken, de andere niet. Als je voor elke activiteit steeds weer per gemeente andere regels hebt, kost dat heel veel tijd. Nog afgezien van het verschil in snelheid waarmee gemeenten aanvragen behandelen en het aantal bezwaren dat wordt ingediend, wat soms leidt tot juridische procedures.’
‘Als we zo blijven werken, komt die uitbreiding van de netcapaciteit er niet, en ook niet de broodnodige miljoen woningen’. Minister Keijzer bij het nieuwe 150/25 kV verdeelstation aan de Professor Gerbrandyweg in de Rotterdamse haven bij Rozenburg. Beeld Stedin
Doorontwikkeling DSO
Van Diffelen is blij met de mogelijkheden die het digitaal stelsel biedt om als initiatiefnemer zelf te werken aan een standaardaanpak. ‘Daar zie je het voordeel van een open stelsel als het DSO in feite is. We hebben zelf een applicatie gebouwd om beter aan te sluiten bij wat het digitaal stelsel aan mogelijkheden biedt. Het DSO herkent de aanvraag voor een kabeltracé niet als zodanig en brengt een vrij groot vlak in beeld als je dat aangeeft. Bovendien loopt zo’n tracé meestal over meerdere gemeenten. Met onze applicatie kunnen we de technische tekening uploaden en weet het DSO preciezer de plek aan te geven onder het tracé, met daarbij informatie over de benodigde vergunningen en het bevoegd gezag. Zo kunnen we op straat en huisnummer nagaan wat er nodig is voor een vergunning of melding.’
Minister Keijzer: ‘Wat zonder vergunning kan, moet met een melding zijn af te doen’
Ze ziet zelfs nog meer mogelijkheden die voor versnelling kunnen zorgen. ‘Hoe mooi zou het zijn als dat platform een overzicht biedt van wat ik aan aanvragen heb lopen. En dat je de aanvraag of het plan terugkrijgt in het DSO. Dus dat er ook een achterkant aan de brievenbus zit?’
Vereenvoudigen
Meer activiteiten vergunningsvrij maken, is een mogelijkheid die minister Keijzer omarmt. ‘Als je dit zo hoort, dan ligt het voor de hand om daar in eerste instantie naar te kijken. Wat zonder vergunning kan, moet met een melding zijn af te doen. En dat het systeem dan ook de mogelijkheid biedt dat een aannemer die melding kan doen op het moment dat deze daadwerkelijk aan de slag gaat. De Commissie STOER, die ik heb ingesteld om te kijken waar we overbodige regelgeving kunnen schrappen, kijkt daarnaar.
Tegelijkertijd ben ik met de minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) bezig om te kijken hoe we de bestaande capaciteit op het elektriciteitsnet efficiënter kunnen gebruiken. Op koude dagen zonder zon en met weinig wind is dat risico hoger, en ook nog tijdens een paar piekuren. Hoe kunnen we het zo organiseren dat we niet het risico lopen van overbelasting? Ik geloof sterk in meer lokale oplossingen met energiecollectieven van bewoners en bedrijven, die hun eigen stroom opwekken en verdelen zonder het net te belasten. En zo zijn er meer voorbeelden.’
Samenwerken
De sector heeft daarvoor de handen ineengeslagen en samen met gemeenten, Bouwend Nederland en de NEPROM ontwerpprincipes afgesproken waardoor woningen een lagere piekvraag hebben en er meer woningen op dezelfde infrastructuur kunnen worden aangesloten. De bedoeling is dat deze landen in verordeningen en de toekomstige omgevingsplannen.
Minister Keijzer vindt het een goed voorbeeld van samenwerking als noodzakelijke voorwaarde om knelpunten aan te pakken. Zij reageert nog even op wat omgevingsmanager Bussemaker zei over het gebrek aan medewerking bij sommige overheden. ‘Als we zo blijven werken, komt die uitbreiding van de netcapaciteit er niet, en ook niet de broodnodige miljoen woningen. Ik zie bij de woondeals dat het helpt als je gewoon bij elkaar gaat zitten en afspreekt wat je daar ieder voor zich aan kunt doen. Er moet wel wat gebeuren. Aan praatcirkels hebben we geen behoefte. Wel aan mensen die elkaar opzoeken als er ergens iets moet worden opgelost. Het gaat om het hogere belang, wat vraagt dat je over je eigenbelang heenstapt.’
Twee mogelijke locaties voor het hoogspanningsverdeelstation van TenneT in Stichtse Vecht. Beeld TenneT
Grote stroomstations in Stichtse Vecht
Voldoende ruimte voor energie-infrastructuur, versnelling van de grondverwerving ervoor, snellere wijziging van de bestemmings- en omgevingsplannen. Dat vragen de netbeheerders. Hoe weerbarstig de praktijk is laten twee nieuwe hoogspanningsverdeelstation in de gemeente Stichtse Vecht zien.
Zes van de acht mogelijke locaties aan de noordkant van de stad Utrecht vielen al af voor TenneT. Zo is bouwen in de buurt van de Hollandse Waterlinie, UNESCO Werelderfgoed, uit den boze. Ook houden provincie en gemeenten waardevolle landschappen en natuurgebieden liever gevrijwaard van forse ingrepen voor de energieinfrastructuur.
Twee locaties bleven over, allebei in de gemeente Stichtse Vecht met kernen als Breukelen, Loenen, Maarssen. Stuk voor stuk fraaie en gewaardeerde monumentale dorpen langs de Vecht. De ene locatie ligt naast het Ballast Nedam-terrein bij de haven aan het Amsterdam-Rijnkanaal ten noorden van Maarssen. De andere locatie ligt tegen de A2 aan, boven Maarssenbroek-Noord. ‘Het zijn de minst slechte’, horen we van een TenneT-woordvoerder Jessica Winkelhorst. De provincie en de gemeente onderschrijven de noodzaak. De provincie overweegt een projectbesluit te nemen voor het project en de projectprocedure te doorlopen. Ook starten zij met het participatieproces.
Ook Stichtse Vecht stelt zich coöperatief op, maar wil eerst aanvullende afspraken met TenneT, Stedin, Provincie Utrecht en het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Pas als die zijn gemaakt, gaan ze mee in de vergunningaanvraag op de nieuwe locaties. ‘De impact van het uitbreiden van het elektriciteitsnetwerk op de leefomgeving van onze inwoners is groot. Twee van de drie grootste aanpassingen in de provincie komen in Stichtse Vecht. Om onze inwoners tegemoet te komen, willen we dat er extra wordt geïnvesteerd in hun omgeving.’ Aldus het college van B en W. Het gemeentebestuur, dat zich geconfronteerd ziet met de beperkingen op nieuwe netaansluitingen bij woonwijken en bedrijven, wil met prioriteit extra ambtelijke capaciteit inzetten om de planprocessen te versnellen. Daarbij horen ook kansen voor batterij-opslag.’ Totdat er een convenant ligt tussen netbeheerders, provincie, gemeente en Rijk, kan TenneT geen verdere stappen zetten.
Uiteindelijk hoopt de netbeheerder nu snel zicht te hebben op de locatie van voorkeur. Daarna volgt nog een proces om bijbehorende kabels tussen de bestaande stations in Soest, Utrecht Lage Weide en Breukelen-Kortrijk aan te leggen. Winkelhorst: ‘Daarvan is besloten dat die grotendeels met boringen worden getrokken. Daarmee kun je diep gaan en dat maakt de impact minder groot. We weten al dat we niet onder woningen door hoeven, een voorwaarde waar we aan moeten voldoen. Maar het tracé valt of staat met de plek waar het station komt te staan. Dat moeten we eerst weten.’