
Hoewel er nog uitdagingen zijn, zoals de volledige implementatie van de STOP 1.4-standaard en het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid, is de basis gelegd voor een moderne en efficiënte ruimtelijke ordening in Nederland, aldus minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VR) aan de Tweede Kamer in haar kwartaalbrief over de implementatie van de Omgevingswet.
Planketen
De planketen, waarin bevoegde gezagen samenwerken aan omgevingsdocumenten, is essentieel voor de uitvoering van de Omgevingswet. In het eerste kwartaal van 2025 zijn aanzienlijke stappen gezet in zowel technische als inhoudelijke aspecten. Steeds meer gemeenten beschikken over lokale plansoftware die compatibel is met de STOP 1.3-standaard, waardoor zij effectief kunnen werken binnen het DSO-LV. Interbestuurlijke Ketentesten (IKT) bevestigen deze vooruitgang, met verbeterde functionaliteiten in zowel lokale software als de DSO-viewers.
Om de kennis bij bevoegde gezagen te vergroten, zijn diverse initiatieven ontplooid. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de tool Grip op de transitie van de planketen ontwikkeld en organiseert workshops om gemeenten hierin te begeleiden. Daarnaast faciliteert het programma Aan de Slag met de Omgevingswet werkplaatsen die zich richten op interbestuurlijke samenwerking met de kerninstrumenten van de planketen.
Toename BOPA’s
Uit de monitoringscijfers over het eerste kwartaal van 2025 blijkt dat het instrument bijzondere omgevingsplanactiviteit (BOPA) relatief veel wordt toegepast. De evaluatiecommissie spreekt in haar reflectierapport de verwachting uit dat deze hoge aantallen vooral een weerspiegeling zijn van een beleidsarme implementatie van de Omgevingswet. De BOPA is bedoeld als een tijdelijk vangnet binnen het nieuwe stelsel: een vergunning voor activiteiten die niet binnen het geldende omgevingsplan passen, maar waarvoor nog geen wijziging of actualisatie van dat plan is doorgevoerd. Het feit dat gemeenten nog veel BOPA’s afgeven, toont aan dat de daadwerkelijke planvorming — bijvoorbeeld het actief wijzigen van het omgevingsplan of het werken met toepasbare regels — nog in ontwikkeling is.
'Weerspiegeling van een beleidsarme implementatie van de Omgevingswet'
Tegelijkertijd laat het gebruik van BOPA’s ook zien dat overheden het nieuwe instrumentarium inmiddels goed weten te vinden. Het stelt gemeenten in staat om ruimtelijke initiatieven niet te blokkeren, maar binnen het stelsel op te vangen. De evaluatiecommissie noemt dit begrijpelijk gezien de schaal en complexiteit van de transitie, maar roept gemeenten nadrukkelijk op de instrumenten van de wet ook planmatig en beleidsrijk te gaan benutten. Alleen zo kunnen de doelen van de wet — integraal en flexibel omgevingsbeleid — echt tot wasdom komen.
Uitfasering TAM
De Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM), geïntroduceerd in 2021 als tijdelijke oplossing voor bevoegde gezagen zonder volledige functionaliteit, zullen per 1 januari 2026 definitief worden beëindigd. Deze beslissing is genomen in overleg met interbestuurlijke partners, gezien de huidige stand van zaken in zowel landelijke als lokale techniek. De STOP 1.3-standaard functioneert naar behoren, en de meeste gemeenten beschikken over de benodigde functionaliteiten in hun plansoftware. Softwareleveranciers hebben aangegeven de resterende functionaliteiten tijdig te implementeren.
Het uitfaseren van de TAM zal naar verwachting leiden tot een toename van het aantal besluiten via het hoofdspoor in de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaar stellen (LVBB). Echter, de LVBB is in staat deze toename te verwerken, waardoor dit geen belemmering vormt voor de beëindiging van de TAM.
DSO-LV
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) nadert de voltooiing van het afgesproken basisniveau, met meer dan 97 procent van de functionaliteiten gerealiseerd. Desondanks zijn er vertragingen in de implementatie van de STOP 1.4-standaard en de integratie van eIDAS voor bedrijven, voornamelijk door afhankelijkheden met andere overheidssystemen zoals de LVBB en DigiD. De focus ligt momenteel op het robuuster maken van de LVBB om toekomstige implementaties te ondersteunen.
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) nadert de voltooiing van het afgesproken basisniveau
De kosten voor de realisatie van het basisniveau zijn gestegen tot 222,7 miljoen euro, een toename van 45,2 miljoen euro sinds eind 2022. Deze stijging is te wijten aan factoren zoals uitstel van de inwerkingtreding, extra investeringen naar aanleiding van adviezen en prijsstijgingen. De volledige toename is opgevangen binnen de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Gebruiksvriendelijkheid
Het Omgevingsloket biedt een centrale toegang tot informatie over de fysieke leefomgeving, wat bijdraagt aan transparantie en efficiëntie. Echter, voor burgers en kleine ondernemers kan de hoeveelheid informatie overweldigend zijn. Daarom wordt ingezet op het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid, onder andere door monitoring van gebruik, klanttevredenheidsonderzoeken en gebruikerstesten. Daarnaast wordt gewerkt aan technische verbeteringen, zoals het voorinvullen van informatie en het faciliteren van vooroverleg.
Een belangrijke stap is het annoteren van omgevingsdocumenten, waardoor wet- en regelgeving beter toepasbaar en begrijpelijk wordt. Dit vereist een cultuuromslag binnen overheden om vanuit het perspectief van gebruikers te denken. De inzet van kunstmatige intelligentie, zoals Large Language Models, wordt verkend om deze transitie te ondersteunen.
Evaluatie
De Monitor Werking Omgevingswet zal in juni 2025 de eerste resultaten presenteren, met jaarlijkse rapportages gedurende vijf jaar. De Evaluatiecommissie Omgevingswet heeft in haar eerste reflectierapport geconcludeerd dat de kerninstrumenten van de wet zijn toegepast, zij het hoofdzakelijk beleidsarm. De commissie roept op tot een betere benutting van de mogelijkheden die de wet biedt en benadrukt het belang van gebruiksvriendelijkheid van het DSO.
Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek naar de transitiekosten en de nulmeting van structurele taken gepubliceerd. De kosten zijn slechts beperkt toegenomen ten opzichte van eerdere inschattingen. Deze rapporten vormen de basis voor verdere financiële evaluaties na één en vijf jaar.