Friso de Zeeuw schrijft maandelijks een column in ROmagazine. Deze staat in het meinummer.
‘Om te overleven zal welstand zijn scope moeten verbreden, door zich niet alleen te richten op gevelarchitectuur maar meer op stedenbouw’. Dit citaat stamt uit 2006 en staat in het boekje Welstand in ontwikkeling. De publicatie - een coproductie van de Federatie Welstand en de Bouwfonds MAB Ontwikkeling - zag het licht ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Federatie Welstand.
Ik haalde het boekje weer eens tevoorschijn omdat tijdens de informatie-inwinning voor het STOER-programma van de zijde van bouwbedrijven, ontwikkelaars en corporaties veel klachten werden geuit over ‘de welstand’. Veel discussie (‘geneuzel’) over de architectonische details, in combinatie met herhaalde bespreking in de welstandscommissie, tot soms wel vijf keer toe. Dat levert behalve negatieve energie vooral een forse vertraging van de planning op die kan oplopen tot meer dan een half jaar.
In 2006 was precies hetzelfde geluid te horen. Toen was er brede overeenstemming dat de praktijk anders moest. De initiatiefnemers van de publicatie pleitten toen ook om ‘ruimtelijke kwaliteit’ beter in te bedden in het bestemmingsplan. Met de komst de Omgevingswet is dat formeel gebeurd; in het omgevingsplan.
Lang niet overal gaat het slecht. In een respectabel aantal gemeenten en regio’s gaat het prima. Daar kan de commissie in een vroeg stadium haar opvatting kenbaar maken, op het snijvlak van stedenbouw en architectuur. Een goed beeldkwaliteitsplan, gekoppeld aan enkele welstandsrichtlijnen, biedt voldoende houvast voor het kwaliteitsgesprek. Als dat tot resultaat leidt, is detailtoetsing op individueel gebouwniveau niet nodig en niet wenselijk.
Maak als welstand een duidelijk onderscheid tussen tekortkomingen en adviezen
Met het ‘toevoegen van kwaliteit’ komt welstand het beste uit de verf. De andere, chagrijnige functie is het voorkomen van ‘architectonische rampen’. Als een amateur het woningontwerp tekent kan dat in een misbaksel resulteren. Het is aan de welstand om daar korte metten mee te maken. Afwijzen wegens ernstige tekortkomingen; verbetersuggesties helpen dan niet.
Adviescommissie STOER heeft enkele aanbevelingen geformuleerd om het werk van de welstand te verbeteren en te stroomlijnen. Een daarvan luidt: maak als welstand een duidelijk onderscheid tussen tekortkomingen en adviezen.
Bij de besluitvorming door het college van B&W is uitsluitend van belang in hoeverre aan door de welstandscommissie geconstateerde evidente tekortkomingen tegemoet is gekomen. Als de initiatiefnemer het bouwplan heeft aangepast, maar toch wederom een negatief welstandsoordeel krijgt, wordt het plan, met de onderscheiden standpunten, doorgeleid naar het college van B&W ter besluitvorming. Dus maximaal tweemaal in de welstandscommissie.
Ik vind het teleurstellend dat na 24 jaar de ontevredenheid over welstand nog zo breed ten gehore wordt gebracht. Er zijn genoeg voorbeelden in het land waar het wel goed functioneert. Juist daarom liggen verbeteringen voor het grijpen. Onze adviezen zijn te zien als procesmatige hulp in de huishouding: beter, sneller en minder negatieve energie.