Als ik dit schrijf heb ik net een tas ingepakt voor een lang weekend Oerol. Het locatiekunstenfestival dat al sinds 1981 ieder jaar half juni op Terschelling wordt gehouden, is het grootste in heel Europa. Het festival viert de locatie als onderdeel van de theater-, dans en andere voorstellingen overal (Oerol) op het eiland. Op festivalterreinen, aan de haven, in boerenschuren, maar vooral in het duin, in het bos en aan het strand. Geen wonder dat veel voorstellingen gaan over de relatie mens en natuur. De makers hebben daar doorgaans geen al te zonnige kijk op. De mens is de boosdoener, de natuur het slachtoffer. Maar er bestaat ook een ander soort liefde voor de natuur. Het wordt tijd dat het festival daar eens iets mee doet.
In veel voorstellingen, performances en installaties op Oerol gaat het over de teloorgang van de natuur, de mens en de aarde. Dat hoeft niet altijd een treurigstemmende aangelegenheid te zijn. Het kan ook mooi, indrukwekkend, ironisch of hilarisch uitpakken. Zo heb ik enkele jaren geleden eens meegelopen in een begrafenisstoet voor het laatste Gentiaanblauwtje. Een zeldzaam vlindertje dat de pijp aan Maarten gaf.
De natuur is hier steeds ‘de zwakste van de samenleving’. Een kwetsbaar belang dat altijd het onderspit delft tegen het grote geld of de hebzucht van de mens. In dit universum houden korenwolven, rugstreeppadden en vleermuizen geen huizen of wegen tegen. Flora en fauna vinden hun bescherming slechts bij de zachte krachten die hun stinkende best doen om te behouden wat ze kunnen.
Er zijn ook mensen die op een andere manier van de natuur houden. Denk aan bergbeklimmers, mountainbikers, jagers, vissers en liefhebbers van terreinrijden met een 4x4. In hun wereld is de natuur niet de zwakste schakel, maar juist een indrukwekkende kracht om je mee te meten. Op de hoogste top, in het diepste woud of langs een bulderende branding.
Vooral in die laatste categorie staat Terschelling zijn mannetje. Het eiland kent de hoogste Landroverdichtheid van heel Nederland. En dan hebben we het nog niet over al die andere 4x4 wagens en voormalig defensiematerieel dat hier rondrijdt. Inmiddels is het gebruik strak gereguleerd, maar van oudsher heeft iedere zichzelf respecterende eilander een 4x4 om bij gierende storm het strand mee op te gaan. Om te jutten wat aanspoelt aan overboord geslagen lading, maar zeker ook om de kracht van de elementen te ervaren. Om te voelen hoe jouw jeep het stuivend duin trotseert en het zoeklicht het duister doorboort.
Ook dat is, met een beetje goede wil, liefde voor de natuur. Of beter: respect voor de kracht van de natuur die je wilt kunnen beheersen. Zo leest een jager het veld, kent de visser het water en wat erin zwemt en voelt de terreinrijder feilloos hoe het zand zich gedraagt onder zijn wielen. Het is een wat Bijbelse natuurliefde die uit de mode is geraakt, maar nog altijd veel mensen weet te bekoren. Zeker op Terschelling.
En omdat het Oerolfestival de inclusiviteit hoog in het vaandel heeft, lijkt het me een goed idee om ook deze liefde voor de natuur een plekje te geven in de programmering. We vragen Terschellinger eigenaren van terreinwagens om tijdens het festival tegen de schemer een paar keer met hun 4x4 naar het strand te komen. We kiezen een aansprekende opstelling en ontsteken als het donker is op een afgesproken teken alle lichten. Het publiek ziet vanaf de duintoppen een paar minuten een stil spektakel. Dan keert het duister terug.
Als er onder de lezers van deze fantasie programmeurs van het festival zijn - het lijkt me niet waarschijnlijk - dan mogen ze deze column best opvatten als een pitch voor een komende editie van Oerol.