
Dit artikel staat ROm juni 2025. ROm is een maandelijks vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.
Als onderdeel van deze regio werken Raalte en 21 andere gemeenten samen met het Rijk, vier provincies en vier waterschappen aan het realiseren van 50.000 woningen en 20.000 arbeidsplaatsen voor 2040. Deze samenwerking is vastgelegd in de verstedelijkingsstrategie Warme harten in een klimaatadaptieve delta. Binnen deze strategie is afgesproken om de woningbouwopgave evenwichtig te verdelen over de regio, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke gemeente. Voor Raalte betekent dit bouwen met oog voor balans: geen grote Vinex-achtige uitbreidingen, maar meerdere locaties bij de grotere plaatsen Heino (rond 7.200 inwoners) en Raalte (bijna 20.000 inwoners), aangevuld met kleinschalige plannen in dorpen als Luttenberg en Mariënheem.
Verstedelijkingsstrategie
Hoe houdt een relatief kleine gemeente als Raalte zich staande tussen snelle groeiers als Zwolle en Deventer?
‘We zitten letterlijk en figuurlijk tussen stad en platteland. En we voelen ons thuis in die tussenvorm. We groeien, maar wel op onze eigen schaal. Onze positie als alternatief voor de stad wordt steeds sterker. We bieden rust, ruimte en kwaliteit – zonder dat je je in een slaapdorp bevindt.’
Toch heeft Raalte ook een verstedelijkingsstrategie.
‘Voor de planningsperiode van 2020-2030 gaan we uit van het realiseren van 1.500 tot 2.000 woningen. Is dat weinig? In absolute zin misschien, maar het gaat ons om de kwaliteit en om wat past bij Raalte. Wij kiezen bewust voor nieuwbouw en transformatie binnen bestaand bebouwd gebied, zodat woningbouw niet ten koste gaat van waardevol groen, binnen én buiten de kern.’
‘Inbreiding waar mogelijk, uitbreiding waar nodig’
Waarom kiest Raalte voor bouwen in kernen in plaats van een groot uitleggebied? Er is hier in Salland toch genoeg ruimte?
‘Dat is een bewuste afweging geweest. In onze dorpen zit de kracht van onze gemeenschap. Door woningbouw daar te concentreren, versterken we de leefbaarheid en het voorzieningenniveau. Eén gezin kan al het verschil maken tussen wel of geen basisschoolklas, wel of geen dorpshuis. Tegelijkertijd is het ook een ruimtelijke keuze: inbreiding waar mogelijk, uitbreiding waar nodig. Alleen als het echt niet anders kan, kijken we naar uitleglocaties, zoals in Raalte-Noord. Daarbij moeten we voortdurend balanceren: stoppen agrariërs, dan lijkt ruimte beschikbaar te komen, maar die is vaak al nodig voor natuurontwikkeling, waterbeheer of andere opgaven. Bovendien kunnen nieuwe woningen nabij agrarische bedrijven juist voor knelpunten zorgen.’
Wonen én werken
In het woningbouwprogramma is een grote rol weggelegd voor ouderenhuisvesting, misschien wel meer dan in andere gemeenten. Waarom deze keuze?
‘De vergrijzing zet stevig door in onze gemeente. Dat betekent dat steeds meer inwoners zelfstandig oud willen – en moeten – worden. Daar hoort een woningaanbod bij dat daarop is ingericht. Nul-tredenwoningen, dus gelijkvloerse woningen, zijn essentieel. Vaak willen ouderen wel verhuizen, maar praktische obstakels spelen een grote rol. Denk aan verhuisstress, gebrek aan hulp of appartementen die simpelweg te klein of te duur zijn. Daarom werken we met wooncoaches om ouderen praktisch te ondersteunen. Tegelijkertijd zorgen we dat het woningaanbod beter aansluit op hun wensen. Zo proberen we woningen te bouwen waar ook een kleinkind kan logeren of ruimte is voor een hobby. We bouwen in de mix: voor starters, gezinnen én ouderen.’
‘Mijn uitgangspunt is: zou ik hier zelf in een fase van mijn leven willen wonen? Of mijn kinderen? Ik wil over dertig jaar trots kunnen terugkijken op de keuzes die we nu maken.’
Houd u naast een uitgebreid woningprogramma ook voldoende ruimte over voor bedrijvigheid?
‘Wonen vraagt werkgelegenheid, werkgelegenheid vraagt weer woningen. Daar zit een duidelijke samenhang. In Raalte is inderdaad gelukkig nog ruimte, al is die niet onbeperkt. Werklocaties zijn complex. Grootschalige distributiecentra passen hier niet: wij mogen tot 3 hectare per locatie ontwikkelen. Dat trekt andersoortige bedrijven aan – vaak nichebedrijven die lokaal geworteld zijn en willen doorgroeien, ook internationaal. Denk aan Maan Group, Dunlop of kassaspecialist Pan Oston.
Het mooie is: dit soort lokaal gewortelde bedrijven zijn vaak sponsor van de voetbalclub of organisator van een buurtfeest. Zo draagt bedrijvigheid bij aan sociale samenhang. En doordat we wonen en werken combineren, ontlasten we ook het mobiliteitssysteem.
‘Niet alles van bovenaf willen regelen, maar ruimte geven aan initiatief van onderop’
Woningbouw leidt onvermijdelijk tot druk op infrastructuur. Daarom proberen we wonen en werken zo dicht mogelijk bij elkaar te houden. Daarnaast verandert mobiliteit: hybride werkvormen en thuiswerken verminderen de dagelijkse spits op bijvoorbeeld de N35. Tegelijkertijd zijn we reëel: ov is voor veel dorpen geen vanzelfsprekende oplossing. Daarom kijken we ook naar bereikbaarheid per fiets en goede ontsluiting per auto. Alles begint bij slimme ruimtelijke keuzes.’
Realistisch tempo
Raalte is een relatief kleine gemeente. Hebben jullie wel de capaciteit voor die grotere woningbouwambities?
‘Dat is een terechte vraag. Toen we begonnen met deze ambitie, bouwden we gemiddeld honderd woningen per jaar. Nu gaan we richting 3.000 woningen in tien jaar – een verdrievoudiging. Dat is echt een forse stap, zeker voor een relatief kleine organisatie. Toch lukt het ons goed. We hebben een betrokken en kundig team en trekken waar nodig de juiste partijen aan. Voor grotere of complexe locaties, zoals de Douma-locatie, schakelen we ontwikkelaars in. Goede ontwikkelaars brengen specialistische kennis en rekenkracht, maar niet iedere partij is even geschikt.
Maar we doen veel plannen ook zelf, vooral in de dorpen. Daarmee houden we controle over het tempo. Zodra wij een plek aanwijzen, zijn we binnen 2,5 jaar echt aan het bouwen. Dat is veel sneller dan het landelijk gemiddelde van een jaar of zeven. De basis daarvoor is goed teamwork.’
De gemeente ervaart vanuit de dorpen veel betrokkenheid en initiatief. Wat kunnen grote gemeenten leren van de cohesie in dorpen als Luttenberg?
‘Gemeenschapszin ontstaat niet vanzelf. Het begint ermee dat mensen hun buurt als hún buurt ervaren. In dorpen als Luttenberg of Mariënheem zie je dat veel inwoners zelf het initiatief nemen: voor het dorpshuis, de speeltuin of een pluktuin. Als gemeente faciliteren we dat – we zeggen geen nee, maar denken mee. We hebben verbinders in dienst die bewoners met de juiste ambtenaar of afdeling in contact brengen. Grote gemeenten kunnen daar iets van leren. Niet alles van bovenaf willen regelen, maar ruimte geven aan initiatief van onderop.’