
De gemeenteraad ging eind mei in grote meerderheid akkoord met de Nota Kapitaalgoederen. Daarin legt de gemeente vast hoe ze planmatig, integraal en toekomstbestendig wil investeren in wegen, groen, verlichting en meer.
De stad kiest daarbij voor een risicogestuurde aanpak, met aandacht voor participatie, doelgroepen en koppelkansen met andere opgaven.
De omvang van de opgave is groot. Uit het overzicht van kapitaalgoederen blijkt dat Nijmegen verantwoordelijk is voor miljoenen vierkante meters aan bestrating, groenvoorziening en ondergrondse infrastructuur.
De totale vervangingswaarde van die openbare ruimte bedraagt ruim 1,2 miljard euro. Inzicht daarin is essentieel om keuzes te maken, stelt wethouder Jean Paul Broeren van onder meer openbare ruimte, wijken, participatie, vastgoed, sport en accommodaties.
Waarom was deze nota nodig, en wat viel het meest op bij het opstellen ervan?
‘We hebben eerst een totaaloverzicht gemaakt van de staat van onze openbare ruimte. Daaruit bleek dat bijvoorbeeld de bekabeling van de lantaarnpalen en de verkeersregelinstallaties er heel slecht aan toe waren.’
‘Ook veel straten in woonwijken waren in slechte staat. Dat vroeg om een integrale aanpak, waarbij we inzichtelijk maken wat we hebben, wat het waard is en waar de grootste vervangingsbehoefte zit.’
'Toen het plan op tafel lag, dacht ik echt: dit is veel groter dan ik dacht. Je ziet pas echt wat je hebt als je alles in kaart brengt.'
‘Toen het plan op tafel lag, dacht ik echt: dit is veel groter dan ik dacht. Je ziet pas echt wat je hebt als je alles in kaart brengt: hoeveel vierkante meters bestrating, hoeveel bomen, hoeveel lichtmasten.’
‘En dat alles bij elkaar voor een waarde van 1,2 miljard euro. Dan realiseer je je: dit vraagt om meer dan louter technisch beheer. Dit is strategisch kapitaalbeheer.’
‘We schrijven nu af op basis van reële gebruiksduur. Riolering gaat geen 25 jaar mee, maar 80 jaar. Dat scheelt miljoenen in kapitaallasten.’
Wat betekent de nota concreet voor investeringen en de manier van werken?
‘We investeren tot 2027 jaarlijks gemiddeld 19 miljoen euro, flink meer dan in het verleden. Dat is nodig, want de vernieuwingsgolf raakt hele wijken. Veel van die wijken zijn tegelijk gebouwd en komen nu ook tegelijk in de vervangingsfase. We pakken ze aan van voordeur tot voordeur.’
‘We kiezen voor een integrale aanpak. Geen losse programma’s meer, maar één gezamenlijk plan per wijk. Dat betekent ook dat we werk met werk maken. Als er een warmtenet komt, grijpen we dat aan om ook de bestrating, het groen en andere voorzieningen aan te pakken. Die afstemming gebeurt nu structureel.’
‘We proberen te voorkomen dat we telkens achter de feiten aanlopen. Als je overal twee weken later weer een andere ploeg over de vloer krijgt, kost dat alleen maar meer geld.’
Wat vraagt deze aanpak van de gemeentelijke organisatie en planning?
‘Het vraagt veel voorbereiding, vooral qua participatie. Toen ik in 2022 begon, zijn we meteen gaan plannen maken voor de Spoorbuurt en Kanunnikenbuurt. Deze buurten zijn er het slechts aan toe en het is hard nodig om daar te beginnen.’
‘Nu, drie jaar later, gaan in deze buurten de eerste schoppen de grond in. Dat toont aan hoeveel tijd er zit tussen planvorming en uitvoering. Maar het betekent ook: we moeten de planning continu doorzetten, zodat we elk jaar één of twee wijken kunnen aanpakken.’
‘De grootste uitdaging is nu de handen op straat. We hebben duurzame ambities, maar die vragen ook om aannemers die emissieloos kunnen werken – en daar zijn er niet veel van. Gelukkig hebben we aannemers die al elektrisch werken. Ik kom uit de bouwwereld en ben wel onder de indruk van die machines: geen lawaai en geen uitstoot.’
Hoe bepaalt u waar en wanneer je investeert, en hoe gaat u om met keuzedruk binnen een wijk?
‘We kijken naar leeftijd en technische staat. Brakkenstein is daar een voorbeeld van: als ik daar naar de supermarkt fiets, moet ik met twee handen aan het stuur, zo slecht is de weg.’
‘En binnen een wijk moet je afwegen: investeren we meer in speelruimte of juist in vergroening? Daar hebben we aparte budgetten voor, maar het moet wel op elkaar aansluiten.’
'Binnen een wijk moet je afwegen: investeren we meer in speelruimte of juist in vergroening? Daar hebben we aparte budgetten voor, maar het moet wel op elkaar aansluiten.’
‘Die afweging geldt ook voor parkeren. We hebben nu in sommige wijken 200 parkeerplaatsen te veel. Daar kunnen we dus vergroenen, zonder dat bewoners parkeerplekken verliezen.’
‘De energietransitie is een belangrijk onderwerp bij deze afwegingen. Voor de noodzakelijke middenspanningsstations die geplaatst moeten worden, hebben we inmiddels een afwegingskader gemaakt. Die wordt nu ook door andere gemeenten overgenomen. Daarmee maak je keuzes voor locaties veel objectiever.’
Hoe spelen doelgroepen mee in de inrichting van de openbare ruimte? Zo is bekend dat tienermeiden anders naar de openbare ruimte kijken dan mannen. Ook mensen met een handicap hebben andere wensen en eisen.
‘Doelgroepen spelen zeker mee. Om enkele voorbeelden te noemen: we nemen onder meer kinderen nadrukkelijk mee. Zo organiseren we ‘buurtsafari’s’ met hen, in samenwerking met scholen en organisaties als Jantje Beton. In de ene wijk willen ze boomstammen om op te spelen, in de andere een klassieke wipkip. Dat verschilt echt per buurt.’
‘Voor ouderen hebben we beweegroutes met bankjes en begeleiding van de fysio. En we letten natuurlijk op toegankelijkheid voor mensen met kinderwagens. Dat merk ik zelf als ik met mijn kleinkinderen door de stad wandel. En uiteraard zorgen we voor een rolstoeltoegankelijke openbare ruimte.’
‘Tienermeisjes zijn een doelgroep waar we tot voor kort weinig op gericht waren. Tijdens een studiereis naar het Spaanse Sevilla zagen we hoe meisjes afhaken als skateplekken te veel door jongens worden gedomineerd. Daar zetten ze nu vrouwelijke coaches in. Zulke lessen nemen we mee.’
'Een andere veel vergeten doelgroep zijn huisdieren. In Nijmegen hebben we nu watertappunten met drinkbakken voor huisdieren.'
‘Een andere veel vergeten doelgroep zijn huisdieren. In Nijmegen hebben we nu watertappunten met drinkbakken voor huisdieren. Het zijn kleine dingen, maar ze maken een verschil in gebruik van de ruimte.’
Wat heeft u nog meer geleerd tijdens studiereizen zoals die naar Spanje?
‘In Sevilla zagen we hoe belangrijk schaduw is. Daar is het heet, maar bij ons is het ook steeds warmer. Dus zorgen we voor meer bomen, schaduwplekken en watertappunten. In Stuttgart zagen we hoe je bij grote infraprojecten meteen ook de openbare ruimte vergroent. Dat nemen we mee: als je een boom kapt, plant dan meteen een nieuwe.’
‘We willen niet alleen flinke bomen planten, maar ook bomen die beter tegen hitte kunnen, en we denken na over diversiteit in soorten. Geen monocultuur dus, om risico op boomziekten te beperken.’
Mooie plannen allemaal, maar hoe meet je over een paar jaar of deze plannen zin hebben gehad? Hoe maak je het effect zichtbaar?
‘We praten heel veel met bewoners. In Brakkenstein hebben we mensen knip- en plakkaarten gegeven: hoe wil jij je straat? Dat levert heel waardevolle inzichten op, waarbij we over enkele jaren kunnen vragen of het beter is geworden. Maar het blijft deels subjectief. Soms meten we parkeerdruk of het aantal bomen. Maar of een straat leefbaar is, hangt ook van gevoel af. Daarom is participatie zo belangrijk.’
Wat is uiteindelijk de langetermijnvisie voor de stad?
‘Leefbare wijken waar mensen trots zijn op hun straat en vaker naar buiten gaan. Nu irriteert men zich soms aan de staat van de openbare ruimte en dat begrijp ik. Maar straks willen we dat mensen zeggen: hier wil ik zijn.’
‘We investeren nu één keer goed, voor de komende veertig tot vijftig jaar. Daarbij hoort dat je vooruitdenkt: dus aan warmtenetten, netverzwaring en andere opgaven die eraan komen.’