
Al heeft de provincie Fryslân naar eigen zeggen weinig eigen grond, het wil wel graag haar steentje bijdragen. Zij wil graag het goede voorbeeld geven en inspirator zijn voor grondeigenaren en bedrijven in Friesland, zegt Sytske Rintjema, strategisch beleidsadviseur Natuer & bioferskaat, door te laten zien wat mogelijk is op haar eigen terreinen.
‘Dan kom je snel uit op provinciale werklocaties, die we ook wel steunpunten noemen’, zegt ze. Het idee van de vergroende steunpunten is volgens haar: ‘Als je als overheid van alles wilt, moet je het ook zelf laten zien.’
Rintjema kwam in contact met Nienke Plantinga, strategisch adviseur voor Stichting Steenbreek en eigenaar van bureau Magnolia Tuinontwerp. Zij boog zich over de steunpunten in Wolvega en Stiens. Na de zomer wordt steunpunt Uitwellingerga nog vergroend.
Na Wolvega en Stiens is Plantinga ook gevraagd om voor nog eens zeven locaties een groenscan uit te voeren naar natuurinclusieve kansen.
Inheems, uitheems
De beplanting is in allebei de ontwerpen “diversiteit ten top”: een combinatie van gras, bloemenweidemengsels, vaste planten en bomen. Daarbij is gekozen voor 80 procent inheemse en 20 procent uitheemse beplanting. ‘Ik vind de samenwerking tussen de twee belangrijk. Sommige inheemse soorten bloeien maar heel kort, je wil de bloeiboog juist verlengen om de lokale diersoorten het hele jaar door iets te bieden’, aldus Plantinga.
Een aantal inrichtingskeuzes op de vergroende steunpunten komen overeen. Zo wordt op beide locaties de bosrand aangepakt, waarbij in Stiens de bosrand luchtiger en divers wordt ingericht en in Wolvega juist wordt aangevuld met bosplantsoen. Zowel in Wolvega als in Stiens wordt onderbeplanting (begroeiing of beplanting onder bomen en heesters) aangebracht. Het doel daarvan is om een aantrekkelijk beeld te creëren met relatief weinig onderhoud.
Ook worden op beide locaties oude boomstammen hergebruikt om een rand aan te brengen op de percelen. Plantinga: ‘Als je dood materiaal afvoert, ontneem je voedingsstoffen aan een ecoysteem en verstoor je een opwaartse kringloop van organische stoffen.’
In de ontwerpen draait het om meer kansen voor de flora en fauna. Sommige lessen zijn toe te passen op alle locaties, vertelt Plantinga: ‘Ik heb geleerd in de permacultuur dat je vooral de randen voor dieren moet inrichten. Dat kunnen bosranden, maar ook slootranden zijn. We hebben voor dieren een habitat ingericht, bijvoorbeeld door in Stiens een takkenril en twee egelhuisjes aan te leggen.’
Sommige ingrepen waren locatie afhankelijk. Steunpunt Wolvega had ruimte voor een wadi en een “bijenstrandje” op de zonkant. Vanwege de functie van de werklocatie in Stiens, en de daarbij behorende vereiste verharding, is gekozen voor een kleinere geul en kleinere bosjes groen.
Voor de vergroende projecten heeft Plantinga ook een onderhoudsadvies geschreven. Belangrijk vindt zij dat de beheerder met de natuurinclusieve inrichting uit de voeten kan. ‘De eigen beheerder heeft kennis nodig om het onderhoud ook natuurvriendelijk te gaan doen.’
Een stappenplan zou volgens Plantinga een mooie vervolgstap voor de provincie zijn, waarmee de provincie intern en in het contact naar andere steunpunten beter kan instrueren wat er volgens hen mogelijk en wenselijk is op het gebied van natuurinclusief inrichten. Voor een gemiddelde hovenier is dit een atypisch project, vertelt Plantinga. ‘Zo'n stappenplan kan een hovenier helpen om een andere kijk op de dingen te krijgen.’ Ook helpt dit de provincie om meer kennis in eigen huis op te slaan. Hiervoor heeft de provincie recent een adviseur klimaatadaptatie en natuurinclusiviteit aangetrokken.
Meer budget
De provincie hoopt via dit project ook te laten zien dat effectieve samenwerking zit in het snelle schakelen in een al bestaand netwerk. Door een lijntje tussen de provincie en de Friese Milieufederatie schoof meer expertise aan tafel. Later sloot ook de instantie Trees For All aan, dat zicht had op het vrijspelen van meer budget voor het vergroenen van de steunpunten.
‘Dat heeft er echt voor gezorgd dat we een stuk meer hebben kunnen vergroenen in het ontwerp. Op dit soort locaties wordt over het algemeen veel minder de portemonnee getrokken’, vertelt Plantinga. Ze wijst erop dat dit soort potjes over het algemeen niet bekend genoeg zijn. ‘Het geeft veel meer ruimte voor ambitieus vergroenen. De grootste kosten zitten vaak in de beplanting zelf, daar kan je dus vrijer in kiezen.’
Zoek in het eigen netwerk dus ook goed naar financierende partijen, is het advies. Zo kunnen ambities worden beschermd en waar mogelijk worden uitgebreid.
Het eerdergenoemde herstelprogramma biodiversiteit zit in 2025 in het laatste jaar. De groene Steunpunten Biodiversiteit dragen volgens An de Wrede van de Friese Milieu Federatie (FMF) bij aan energie en concrete plannen om als provincie ook door te pakken op andere domeinen.
‘Het idee is om meer initiatieven samen te brengen’, zegt ze. De vergroening van de steunpunten is ‘het vliegwiel om vanuit het herstelprogramma de sprong te maken naar bedrijventerreinen en naar andere domeinen van de Agenda Natuurinclusief’.