Stelseloptimalisatie, niet stelselbreuk — snellere procedures binnen de bestaande rechtskaders

Kabinet omarmt STOER-adviezen, biedt ruimte en houdt regie

Gebiedsontwikkeling Omgevingswetgeving Klimaatadaptatie Woningbouw

Auteur Marcel Bayer

13 oktober 2025 om 10:48, Leestijd ca. 17 minuten


De Kamerbrief van minister Mona Keijzer van vrijdag 10 oktober over de uitvoering van de STOER-adviezen laat zien dat het kabinet inzet op versoepeling van regels die woningbouw onnodig belemmeren — zonder de kern van milieubescherming en veiligheid los te laten. Vooral bij geluid, bodem, omgevingsveiligheid, water en klimaatadaptief bouwen komen concrete stappen in zicht. Wat betreft het terugdringen van vertraging door bezwaar- en beroepsprocedures - in de kern: versimpeling, kortere doorlooptijden en meer voorspelbaarheid - volgt het kabinet een deel van de voorstellen, maar wijst de meest vergaande juridisch-bestuurlijke ingrepen af. De hoofdpunten op een rij.

Geluidruimte spoor

De adviesgroep pleitte voor snelle verlaging van de geluidproductieplafonds langs spoorwegen, zodat meer woningbouw op spoorlocaties mogelijk wordt. Het kabinet neemt dit advies over. De verlaging moet de bouwkosten verlagen, doordat minder zware gevelmaatregelen of dove gevels nodig zijn. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) bereidt een definitief besluit voor dat nog dit jaar wordt verwacht. Gemeenten hebben inmiddels handreikingen ontvangen om hierop vooruit te kunnen lopen.

Een ander onderdeel van het advies — het verlagen van de standaardwaarde van 55 naar 52 dB Lden — wordt echter niet gevolgd. Zo’n verlaging zou, aldus de minister, nieuwe onzekerheid creëren voor ontwikkelaars en gemeenten die met krappe bouwmarges werken. De WHO-richtlijnen blijven wel referentiepunt, maar worden voorlopig niet aangescherpt.

Cumulatie geluid

Voor de omgang met cumulatief geluid stelde de adviesgroep voor om luchtvaartgeluid uit te zonderen van de gezamenlijke berekening en de lijst van geluidbronnen te beperken. Het kabinet kiest een middenweg. In samenwerking met VNG, IPO, de Bestuurlijke Regie Schiphol en andere partners wordt gewerkt aan een alternatieve methode die de hinder van meerdere bronnen beter weergeeft én uitvoerbaar blijft in de praktijk.
Op 14 oktober vindt een ‘botsproef’ plaats om de nieuwe aanpak te testen. Die moet uitwijzen hoe realistisch de alternatieven zijn voor gebiedsontwikkelingen in de buurt van luchthavens en spoorzones. Een besluit volgt nog dit jaar.

Veiligheid Basisnet

Ook op het terrein van omgevingsveiligheid zoekt het kabinet naar balans tussen verstedelijking en risicobeheersing. De adviesgroep stelde voor om de verplichting tot voorschriftengebieden te schrappen op plekken waar risico’s verwaarloosbaar klein zijn, en om ‘zeer kwetsbare gebouwen’ gelijk te stellen aan ‘kwetsbare gebouwen’.
Het kabinet neemt de oproep tot herziening van het Basisnet serieus, maar handhaaft vooralsnog het onderscheid in kwetsbaarheidscategorieën om de bescherming van niet-zelfredzame personen te waarborgen. Tegelijk wil het kabinet routes zonder structureel vervoer van gevaarlijke stoffen uit het Basisnet laten vervallen. Daarmee verdwijnen onnodige aandachtsgebieden.
Rijk en decentrale overheden ontwikkelen daarnaast een handreiking voor gelijkwaardige maatregelen, zodat gemeenten meer ruimte krijgen om maatwerkoplossingen toe te passen bij bouwen nabij risicobronnen.

Bodem en sanering

Uitgebreid gaat de Kamerbrief in op de voorstellen van de commissie-STOER om slimmer om te gaan met verontreinigde locaties, zeker binnenstedelijk. Gemeenten zouden meer vrijheid moeten krijgen om lokaal beleid te voeren en bodemsanering onder voorwaarden te versoepelen. Het kabinet deelt de analyse dat bodemregels complex zijn en dat dit het bouwtempo beïnvloedt. Ze neemt het pleidooi voor meer lokaal maatwerk over, maar ziet geen aanleiding om landelijke normen te versoepelen. In het traject Herijking bodemregelgeving bekijkt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) hoe regelgeving eenvoudiger kan zonder risico’s voor mens en milieu. Gemeenten mogen binnen bestaande veiligheidsgrenzen eigen saneringskaders hanteren.

Om hen daarbij te helpen, werkt het kabinet samen met VNG en andere koepels binnen de Samenwerkingsagenda Bodem en Ondergrond. Via het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) zijn inmiddels verduidelijkingen beschikbaar over de Aanvullingswet Bodem en het overgangsrecht van de Wet bodembescherming. Ook wordt gemeenten aangeraden om bodemkwaliteitskaarten te gebruiken in plaats van afzonderlijke onderzoeken per project, zodat herontwikkeling sneller kan starten.

Kabinet kiest voor lokaal maatwerk, maar houdt vast aan strikte bodemnormen

Het voorstel van STOER om de Woningbouwimpuls ook open te stellen voor kleinere projecten neemt het kabinet niet over. De regeling is bedoeld voor grootschalige gebiedsontwikkelingen; verlaging van de drempel zou volgens het kabinet de doelmatigheid en effectiviteit ondermijnen. Voor kleine projecten komt wel een alternatief via de realisatiestimulans, die financiële steun kan bieden bij bodemsanering. Het kabinet wijst ook het samenvoegen van de bodemkwaliteitsklassen ‘wonen’ en ‘industrie’ af. Dat zou gezondheidsrisico’s vergroten en het draagvlak voor hergebruik van grond aantasten.

Voor PFAS blijft de zorgplicht gelden: het schrappen van analyses bij depotkeuringen acht het kabinet onverantwoord vanwege de hoge saneringskosten bij herverontreiniging. Wel wordt hergebruik van grond en bagger op gebiedsniveau gestimuleerd. Vrijwel alle gemeenten beschikken inmiddels over bodemkwaliteitskaarten die dit mogelijk maken.

De twee recente Kamerbrieven van minister Mona Keijzer

MER-procedure

De adviesgroep riep op tot een pragmatischer omgang met de milieueffectrapportage (MER) en tot beperking van onderzoek tot wat wettelijk vereist is. Het kabinet onderschrijft dat streven, maar wil de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) behouden als essentieel instrument om alternatieven vroegtijdig af te wegen.
Ook de gedachte om de woningbouwopgave op omgevingsvisieniveau integraal te toetsen vindt weerklank, al kan de project-MER volgens de Europese richtlijn niet volledig vervallen. De staatssecretaris werkt aan een wijziging van het Omgevingsbesluit (Verzamelbesluit Ow 2027) om de project-MER voortaan te koppelen aan het omgevingsplan. Daarmee vervalt de dubbele toetsing bij vergunningverlening. Het kabinet verwerpt het voorstel om ‘gezondheid’ uitsluitend te zien als optelsom van milieunormen. Gezondheid moet worden meegenomen bij aanzienlijke effecten, ook onder wettelijke waarden, en in samenhang met andere milieuaspecten.

Archeologie

De minister van OCW neemt de aanbevelingen over om archeologisch onderzoek vroegtijdig in het planproces te integreren. Gemeenten worden gestimuleerd om archeologische verwachtings- en beleidskaarten actief te gebruiken en digitaal te ontsluiten.
Een apart Rijksprogramma komt er niet; de uitvoering loopt via het bestaande programma Erfgoed & Overheid. De kwaliteitsnorm (KNA) blijft leidend, mede op grond van het Verdrag van Valletta.

Flora en fauna

Versnelling van vergunningverlening voor woningbouw kan worden bereikt via Soortenmanagementplannen (SMP’s), stelt de adviesgroep. Het kabinet deelt dat inzicht en onderzoekt, samen met provincies, hoe een landelijk dekkend netwerk van SMP’s kan worden opgezet.
De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) wordt in 2026 onderdeel van de Omgevingswet, met vrij toegankelijke data. Op Europees niveau zal Nederland pleiten voor vereenvoudiging van regels over compensatie en beschermde soorten, zonder afbreuk te doen aan de staat van instandhouding.

Bloementeelt bij Uffelter Es, Drenthe. Albert Brunsting - iStock.com

Spuitzones

Spuitvrije zones blijven een gevoelig punt. De adviesgroep vroeg om een landelijk beoordelingsmodel en om verbod op agrarisch gebruik van spuitzones wanneer dat twee jaar stilligt.

Onderzoek naar landelijk model voor beoordeling en toetsing van spuitzones

Het kabinet verwijst naar de bestaande RVO-handreiking en laat RIVM en WUR werken aan een wetenschappelijk onderbouwd rekenmodel. De mogelijkheid om agrarisch gebruik te verbieden bij langdurige stilstand gaat het te ver; dat zou te veel inbreuk maken op eigendomsrechten. Uiterlijk in 2026 wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten.

Milieuzonering

Tot slot neemt het kabinet het advies over om meer duidelijkheid te scheppen in milieuzonering. De VNG actualiseert de Handreiking Activiteiten en Milieuzonering en voegt informatie toe over geluidgezoneerde industrieterreinen. Gemeenten en omgevingsdiensten worden gestimuleerd om deze nieuwe systematiek breed toe te passen.

De Kamerbrief maakt duidelijk dat het kabinet de ruimtelijke versnelling wil koppelen aan zorgvuldige normering. Minder regels waar het kan, meer richting waar het moet — met behoud van gezondheid, veiligheid en milieu als randvoorwaarde. Zoals minister Keijzer samenvat: ‘De woningbouwopgave vraagt om praktische ruimte, maar die moet altijd passen binnen een leefbare en veilige omgeving.’

Water en bodem als sturend principe

De adviesgroep pleitte voor landelijke normen voor klimaatadaptieve bouw, zodat kennis over water en bodem vanaf de start in planvorming wordt meegenomen. Dat voorkomt vertraging en biedt duidelijkheid aan ontwikkelaars. Het kabinet onderschrijft dit advies volledig. Nog dit jaar wordt gewerkt aan een uniform kader met:

een landelijke norm voor wateroverlast bij extreme regenval;
een landelijke norm voor bodemdaling;
een convenant tussen gemeenten en waterschappen over een eenduidige werkwijze.

De landelijke maatlat vormt de basis. Het doel: sneller kunnen bouwen met behoud van waterveiligheid en bodemstabiliteit. Gemeenten hoeven zo niet langer elk afzonderlijk beleid te ontwikkelen. Het kabinet neemt het voorstel om de bestaande locatiecategorieën samen te voegen niet over. Het ruimtelijk afwegingskader met ‘ja-mits’-zones blijft gehandhaafd, juist omdat het inzicht biedt in waar bouwen wél mogelijk is.

Polders en peilen

De adviesgroep wilde bouwen in de diepst gelegen polders (5–10 procent) beperken, tenzij voldoende waterberging wordt gerealiseerd. De minister onderschrijft dat uitgangspunt, maar verwerpt een uniforme bouwpeilverhoging van 20 centimeter: niet elk gebied vraagt dezelfde maatregel.

Geen uniforme bouwpeilverhoging van 20 centimeter

Het convenant tussen gemeenten en waterschappen moet de samenwerking verbeteren. Ervaringen uit praktijkprojecten worden daarbij benut, zodat gebiedsspecifieke oplossingen mogelijk blijven.

Zuidplaspolder, het gebied waar het Vijfde Dorp moet komen. André Muller- iStock

Buitendijks bouwen

Ook de omgang met bouw aan de randen van het IJsselmeergebied is herijkt. De minister kiest voor terughoudendheid met landaanwinning en buitendijks bouwen – ‘binnendijks bouwen wat binnendijks kan’. Tegelijk blijven woningbouwinitiatieven langs de randen van de meren toegestaan binnen de bestaande kaders van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Een voorgenomen aanscherping van de regels gaat niet door.

Kaderrichtlijn Water

De adviesgroep vroeg om juridische ruimte bij de toepassing van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en om erkenning van woningbouw als dwingend algemeen belang. De regering ondersteunt dit standpunt en zet in Brussel in op uitzonderingen die woningbouw niet langer onnodig vertragen.

Stikstof

Het kabinet ziet geen aanleiding voor aanvullende maatregelen. De aanbevelingen uit het eindrapport zijn identiek aan eerdere versies: woningbouwprojecten kunnen doorgaan zolang dit ecologisch verantwoord gebeurt. De bestaande kaders en eerdere kabinetsreacties blijven van kracht.

Onderzoeksduur en datagedreven werken

De adviesgroep stelde voor om een standaard geldigheidsduur van vijf jaar te hanteren voor onderzoeken binnen woningbouwprojecten en meer gebruik te maken van open data. Het kabinet neemt dit grotendeels over. Waar de Omgevingswet nu uitgaat van een richttermijn van twee jaar, wordt vijf jaar toegestaan als gegevens aantoonbaar representatief blijven. Dat voorkomt dubbel onderzoek en versnelt besluitvorming. Wel blijft de eis dat gegevens actueel en betrouwbaar moeten zijn; verouderde data zonder onderbouwing blijven onbruikbaar.

Daarnaast investeert het kabinet in datagedreven planvorming. Via de meerjarenvisie Zicht op Nederland komt een federatief georganiseerde dataspace fysieke leefomgeving (DSFL) die data uit DSO, DSGO en andere systemen koppelt. Gemeenten, ontwikkelaars en burgers kunnen zo plan-, vastgoed- en milieugegevens in één digitale omgeving raadplegen. Ook worden handreikingen ontwikkeld, zoals de mer-basis, die helpt milieueffectinformatie efficiënt te hergebruiken.

Lokale planvorming

De praktische adviezen uit hoofdstuk 8 van het STOER-rapport worden opgepakt via het programma Uitvoeringskracht Woningbouw, dat Rijk, IPO en VNG samen uitvoeren. Doel: kennisdeling, standaardisering en snellere procedures. De adviesgroep riep gemeenten op de bestuurlijke afwegingsruimte van de Omgevingswet maximaal te benutten, vooral via het zogeheten mengpaneel. De minister onderschrijft dit, maar waarschuwt dat bouwen ‘op de grenswaarden’ niet mag leiden tot onleefbare situaties. Afwegingen moeten locatiespecifiek blijven en gezondheid blijft een harde randvoorwaarde. Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) en de VNG bieden trainingen, voorbeelden en ondersteuning om het mengpaneel beter toe te passen.

Omgevingsplannen en DSO

De overgang naar digitale omgevingsplannen vraagt harmonisatie. Gemeenten krijgen ruimte om hun regels te herzien, maar worden aangespoord om eerst intern te vereenvoudigen. Voorbeeldregels en initiatieven als SPRONG (Noord-Brabant) helpen bij kennisdeling.

Voorbeeldregels en kennisdeling helpen gemeenten

De vindbaarheid van regels in het DSO-Omgevingsloket moet beter. Annotatierichtlijnen en doorontwikkeling van de viewer zijn in gang gezet, zodat burgers en professionals plannen eenvoudiger kunnen raadplegen.

Parkeernormen en doorstroming

Het kabinet kiest nadrukkelijk voor lokaal maatwerk. Een landelijke maximum-norm, zoals de adviesgroep voorstelde, wordt niet ingevoerd — volgens de motie Mooiman-Heutink. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor realistische, datagedreven normen, met ondersteuning van de nieuwe CROW-notitie Parkeernormen en duurzame gebiedsontwikkeling.

‘Een landelijke minimum- of maximumnorm sluit niet aan bij de lokale verantwoordelijkheid en het gewenste maatwerk’

Voor verkeer en bereikbaarheid verwijst het kabinet naar het programma Bereikbaarheid op Peil. Daarin worden nationale referentiewaarden ontwikkeld die regio’s helpen bij locatiekeuzes, zonder als beperkende norm te werken. Woningbouw en infrastructuur worden zo eerder integraal beoordeeld.

Grondbeleid

De adviesgroep acht het bestaande wettelijke instrumentarium adequaat, maar vroeg om snellere besluitvorming door ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het kabinet stelt een reactietermijn van twee maanden vast voor het RVB op goed onderbouwde initiatieven. Eventuele transacties blijven via marktconforme procedures verlopen. ProRail blijft medewerking verlenen aan woningbouw bij stations waar veiligheid en spoorfunctie dit toelaten. Gronden mogen pas worden verkocht na aanbieding aan NS of IenW. Voor optoppen (bouwen bovenop bestaande gebouwen) loopt nog onderzoek naar juridische belemmeringen bij het wijzigen van splitsingsakten.

Netcongestie en drinkwater

Netcongestie blijft een structurele uitdaging. Via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet met netbeheerders en medeoverheden langs drie lijnen: sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht. Voor drinkwaterprojecten is versnelling mogelijk via het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023–2030. De Drinkwaterwet biedt al een grondslag om projecten als dwingend openbaar belang te kwalificeren. Een aparte aanwijzing onder de Wet Versterking Regie Volkshuisvesting is daardoor niet nodig.

Bouwgrondstoffen

De adviesgroep waarschuwde voor schaarste aan primaire bouwgrondstoffen door lange vergunningprocedures. Het kabinet erkent het belang van continuïteit in de grondstoffenvoorziening. Een landelijke integrale afweging volgt eind 2025, waarna handelingsperspectieven worden opgesteld.

Digitalisering

Het kabinet neemt vrijwel alle digitaliseringsadviezen over. Lopende projecten maken het mogelijk om 3D-informatie over gebouwen en percelen juridisch vast te leggen. Ook wordt wetgeving voorbereid om omgevingsregels machine-leesbaar te publiceren. Een landelijk geharmoniseerde definitie van gebouwgegevens komt eraan, inclusief afspraken over eigenaarschap en privacy. Digitale standaarden voor gegevensuitwisseling worden verplicht gesteld, en collectieve bouwstenen (zoals DSFL, DSGO, DSO) moeten volledig interoperabel worden.

Het programma Innovatie en Opschaling Woningbouw bundelt succesvolle toepassingen en verspreidt die via gemeenten en corporaties. Daarnaast vraagt de minister expliciet aandacht voor digitale vaardigheden in de sector: zonder kennisdeling geen versnelling.

Betaalbaarheidseisen

De adviesgroep pleitte voor een balans in de woningprogrammering: niet méér dan twee-derde betaalbare woningen, om financiële haalbaarheid te behouden. Het kabinet volgt dit advies.

Twee-derde betaalbaar blijft uitgangspunt

Volgens het Besluit versterking regie volkshuisvesting moet regionaal gemiddeld 66 procent van de nieuwbouw betaalbaar zijn, waarvan 30 procent sociaal. Gemeenten mogen aanvullend beleid voeren, maar moeten dit financieel kunnen onderbouwen. Provincies stellen de programmering vast binnen de regionale afspraken. Als de besluitvorming stokt, behoudt de minister de bevoegdheid in te grijpen.

Een meldpunt bovenmatige eisen verzamelt signalen over te zware betaalbaarheidsvoorwaarden, die via de versnellingstafels worden besproken. Financiële regelingen, zoals de Woningbouwimpuls en de realisatiestimulans, worden hierop afgestemd. ‘De woningbouwopgave vraagt om snelheid én zorgvuldigheid,’ aldus minister Keijzer. ‘Door landelijk te uniformeren waar het nodig is en lokale kennis beter te benutten, kunnen we bouwen met oog voor bodem, water, milieu en betaalbaarheid.’

Geen lex silencio positivo

De commissie pleit voor herinvoering van de lex silencio positivo — automatische vergunningverlening bij termijnoverschrijding. Het kabinet wijst dit af. Een dergelijke regeling is volgens minister Keijzer onverenigbaar met Europees recht (mer-richtlijn en Verdrag van Aarhus) dat een voorafgaande inhoudelijke beoordeling verplicht stelt. Bovendien zou het slechts gelden voor ‘technische’ bouwactiviteiten, die sinds de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vaak al vergunningsvrij zijn.

Kabinet kiest voor procedurele optimalisatie, niet voor automatische vergunningverlening. Daarom ziet het kabinet dit niet als effectief instrument voor woningbouwversnelling. Ook een ‘vergunning van rechtswege’ biedt geen zekerheid, aangezien bezwaar en beroep alsnog mogelijk blijven.

Strakkere termijnen en prioriteit bij bezwaar

De 12-wekentermijn voor bezwaarafhandeling moet volgens de commissie strikter worden gehandhaafd, met prioriteit voor woningbouw. Het kabinet onderschrijft dit en koppelt het aan het programma Uitvoeringskracht Woningbouw. Via de flexpoolregeling en een landelijke capaciteitspool wordt extra personele ondersteuning geboden aan decentrale overheden om termijnen te halen.
Doel: sneller duidelijkheid voor initiatiefnemers, zonder de rechtszekerheid van belanghebbenden aan te tasten.

Eén instantie voor beroep

De commissie adviseert om beroepen tegen omgevingsvergunningen voor woningbouw in één aanleg af te handelen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het kabinet neemt dit over, in lijn met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting.
Aanvullend zijn al via amendementen versnellingen geregeld, zoals verkorte behandelingstermijnen in hoger beroep. De Raad van State past dit sinds zomer 2024 toe en geeft sindsdien voorrang aan woningbouwzaken van twaalf woningen of meer, een aanpak die het kabinet wil continueren.

Het voorstel om vergunninghouders een aparte mogelijkheid te geven voor een voorlopige voorziening bij spoedbelang wijst het kabinet af. Volgens Keijzer is dat overbodig: een verleende vergunning werkt al direct en bezwaar of beroep heeft geen schorsende werking. Versnelling wordt gezocht in snellere rechtspraak, niet in extra processtappen.

Financiering bij niet-onherroepelijke vergunningen

De commissie signaleert dat banken vaak financiering weigeren zolang een vergunning niet onherroepelijk is. Het kabinet erkent het probleem en is in gesprek met banken en hypotheekverstrekkers over soepelere voorwaarden.
Ook wijst het op bestaande verzekeringsproducten (zoals die van Marsh) waarmee ontwikkelaars zich kunnen indekken tegen financiële schade bij vernietiging van een vergunning. Een handreiking hierover volgt via de landelijke versnellingstafel woningbouw.

Hogere griffierechten

Het voorstel om griffierechten voor woningbouwzaken te verhogen is overgenomen via een amendement op de Wet versterking regie volkshuisvesting.
Doel: oneigenlijke beroepen ontmoedigen en capaciteit bij de bestuursrechter vrijspelen.

Kunstmatige intelligentie

De commissie ziet AI als hulpmiddel om bezwaar- en beroepszaken efficiënter te verwerken.
Het kabinet ondersteunt dit, mits toepassingen juridisch verantwoord zijn en binnen de beginselen van behoorlijk bestuur blijven. Denk aan patroonherkenning in standaardgronden of geautomatiseerde dossiervorming, niet aan besluitvorming door algoritmen.

Minder regeldruk, structureel geborgd

De Commissie-STOER benadrukt dat vermindering van regeldruk blijvend verankerd moet worden. Het kabinet sluit zich hierbij aan, maar ziet geen noodzaak voor aanvullend beleid: de lopende trajecten binnen de Omgevingswet en de Wet versterking regie volkshuisvesting bieden al structurele borging. De voorgestelde maatregelen zijn vooral bedoeld om versnelling en kostenbesparing te realiseren binnen bestaande budgetten. Eventuele nalevingskosten worden per wetswijziging in kaart gebracht; extra middelen komen er niet.

Tijdens de Woontop 2025 volgt een voorstel voor verdere uitvoering van het programma STOER, in samenwerking met medeoverheden en marktpartijen. Ook zal Nederland in Brussel blijven pleiten voor vereenvoudiging van Europese regels, waardoor onder meer heroverweging van de lex silencio positivo in de toekomst mogelijk kan zijn.

Kortom: de commissie-STOER krijgt van het kabinet brede steun waar het gaat om praktische versnelling en uitvoeringskracht, maar niet voor ingrepen die botsen met rechtszekerheid of EU-verplichtingen. De koers is er één van stelseloptimalisatie, niet stelselbreuk — snellere procedures binnen de bestaande rechtskaders.

Gerelateerde Artikelen