
‘We willen dat iedereen zich vrij kan bewegen in Utrecht’, zegt Maatoug. Lopen moet overal in de stad mogelijk zijn, of je nu haast hebt of juist een ommetje maakt. Volgens de gemeente zijn er al stappen gezet, bijvoorbeeld met autoluwe wijken en nieuwe loopbruggen, maar is de voetganger op veel plekken nog geen vanzelfsprekend uitgangspunt bij ontwerp en beleid.
De ontwerp-beleidsnota Voetganger bevat een nieuw kwaliteitskader voor voetgangersruimte, met uitgangspunten zoals doorlopende routes, brede stoepen van minimaal 2,20 meter en meer schaduw en groen. Deze richtlijnen worden verwerkt in het Handboek Openbare Ruimte en moeten voortaan standaard zijn bij nieuwe ontwikkelingen en herinrichtingen.
Daarnaast wil Utrecht per wijk voetgangersnetwerken uitwerken, met ‘Groene Ommetjes’ en ‘Stedelijke Verbindingen’. Deze routes moeten veilige, aantrekkelijke verbindingen bieden tussen woningen, voorzieningen en het buitengebied. Daarbij worden functies gecombineerd: ruimte voor lopen gaat samen met vergroening, spelen en ontmoeten.
Lopen begint bij de voordeur
Een van de doelen is dat lopen vanuit de eigen woning vanzelfsprekender wordt. Daarvoor moeten routes comfortabel, sociaal veilig en toegankelijk zijn, ook voor mensen met een beperking, ouderen of ouders met kinderwagens.
Volgens het VN-verdrag handicap moeten gemeenten mensen met een beperking gelijke toegang geven in de openbare ruimte. Dat haalt Utrecht in haar nota ook aan.
Toegankelijkheid staat hoog op de agenda, maar is nog niet overal vanzelfsprekend. Op veel plekken zijn stoepen te smal, ontbreken logische oversteekplaatsen of zijn looproutes onderbroken door obstakels.
Utrechtse ontwerpeisen sluiten niet aan bij de landelijke Ontwerpwijzer van kennisplatform CROW. Een druk voetpad moet volgens het CROW minimaal 2,20 meter en bij voorkeur 2,90 meter breed zijn. Utrecht hanteert daarbij minimaal 1,80 meter.
Nog niet alles in beeld
In de ontwerp-beleidsnota erkent de gemeente dat het huidige beleid en ontwerp nog tekortschiet: ‘Een duidelijk kader voor het maken van voetgangersruimte en -netwerken ontbreekt. Nu is de stap van beleidsambities naar projecten in de stad vaak groot. Keuzes worden per project gemaakt, omdat een integrale basis ontbreekt.’
Utrecht mist naar eigen zeggen gegevens over hoe, waar en waarom mensen lopen. Die inzichten zijn nodig om het beleid verder aan te scherpen. ‘We weten nog niet alles over wat de voetganger nodig heeft’, stelt de nota.
Daarom kiest Utrecht voor een geleidelijke aanpak, waarbij verbeteringen aan voetgangersruimte worden meegenomen bij reguliere werkzaamheden, zoals onderhoud of rioolvervanging. Tegelijkertijd wordt onderzocht waar het nodig en mogelijk is om structureel ruimte vrij te maken, bijvoorbeeld door parkeerplaatsen op te heffen.
Autoluwe wijken
Utrecht heeft de afgelopen jaren niet stilgestaan. Het voetgangersgebied in de binnenstad is vergroot. Ook worden meer bruggen aangelegd, zodat waterwegen en spoor geen harde scheiding vormen. In vooroorlogse wijken wordt loopruimte obstakelvrij gemaakt door extra fietsenrekken naast de stoep te plaatsen.
Er komen ook meer beloopbare, autoluwe wijken zoals het Beurskwartier, Cartesius en Merwede. De bestaande stad vormt daarbij de grootste opgave, aldus wethouder Maatoug. ‘In de bestaande stad doen we wat we kunnen, ook al is daarvoor niet overal genoeg plek of geld.’


