Defensie, gemeente en Rijk zoeken samen route vergunningverlening

Werkplaats Woensdrecht als test Omgevingswet

omgevingsprogramma Participatie Veiligheid Omgevingswetgeving

Militaire oefening in Nederland, september 2025. Beeld McKlin-iStock.com
Auteur Marcel Bayer

27 oktober 2025 om 21:19, Leestijd ca. 8 minuten


Vliegbasis Woensdrecht staat voor een dubbele opgave: actualiseren van een verouderde vergunning en ruimte creëren voor nieuwe activiteiten. Defensie kijkt naar de beste route binnen de omgevingswetgeving. Ze doen dat samen met gemeente Woensdrecht, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) in een gezamenlijke ‘werkplaats’. Adviseur Omgevingswet Bart Oortwijn: ‘We gebruiken Woensdrecht als praktijkcasus om te leren hoe de instrumenten van de Omgevingswet in de praktijk werken.’

Militaire oefening in Nederland, september 2025. Beeld McKlin-iStock.com
In ROm oktober 2025 ruime aandacht voor de ontwerpvisie Ruimte voor Defensie, met ook aandacht voor de opmerkelijke stap van Staphorst om Defensie alle ruimte te bieden in ruil voor de aanpak van een aantal andere hardnekkige ruimtelijke knelpunten. ROm is een maandelijks vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Voor informatie over abonnementen klik hier.

Als adviseur ondersteunt Bart Oortwijn Defensie bij de vertaling van landelijke regelgeving naar concrete vergunningtrajecten. Hij verkent met de betrokken partijen welke instrumenten passen, welke gegevens nodig zijn en hoe afstemming met gemeenten en omgevingsdiensten kan plaatsvinden. De lessen uit Woensdrecht moeten uiteindelijk ook bruikbaar zijn voor andere defensielocaties.

De milieuvergunning voor Woensdrecht stamt uit een andere tijd. Nieuwe wetgeving en veranderende activiteiten maken dat herziening noodzakelijk is. ‘Die oude vergunning past niet meer bij hoe de basis vandaag de dag functioneert,’ zegt Oortwijn. ‘We willen een actuele vergunning die de praktijk dekt en die ook ruimte laat voor de toekomst.’ Dat is niet alleen een juridische exercitie. Defensie wil ook nieuwe activiteiten mogelijk maken. Concreet gaat het om de aanleg van een grondschietbaan en een uitbreiding van het proefdraaien van toestellen. Daarnaast hebben ook derden op het terrein plannen die vergunningplichtig zijn. Oortwijn: ‘Het gaat erom dat we dit alles op een goede manier vastleggen, zodat we flexibel kunnen inspelen op nieuwe behoeften, maar ook voorspelbaarheid bieden aan de omgeving.’

Nieuwe spelregels

De komst van de Omgevingswet verandert het speelveld ingrijpend. Waar voorheen alles was geregeld in één milieuvergunning, is er nu een tweedeling. Technische regels zijn vastgelegd in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), terwijl thema’s als geluid en externe veiligheid in het omgevingsplan terechtkomen.

‘Dat betekent dat we met meer partijen afspraken moeten maken,’ aldus Oortwijn. ‘ILT blijft ons bevoegd gezag voor milieubelastende activiteiten. Maar gemeenten moeten borgen dat wat wij doen past binnen hun omgevingsplan. En daar lopen we tegen een spanningsveld aan: veel gemeenten zijn net begonnen met de opbouw van hun eerste integrale en gebiedsdekkend omgevingsplan. Ze hebben daarvoor de tijd tot 2032. Zolang kunnen wij niet wachten. We moeten nú een weg vinden.’

Bij die zoektocht spelen drie instrumenten een rol: aanpassing van het omgevingsplan, een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of een projectbesluit.

Partners moeten dezelfde interpretatie van de Omgevingswet hanteren, ook waar de regelgeving ruimte laat voor uitleg

Een omgevingsplanwijziging ligt voor de hand, maar is in de praktijk vaak weerbarstig. Zeker bij defensielocaties die over meerdere gemeenten verspreid liggen, wordt afstemming een tijdrovend proces. De BOPA kan dan uitkomst bieden, omdat deze flexibiliteit geeft om alvast een activiteit toe te staan die niet in het plan past. Maar, benadrukt Oortwijn: ‘Een BOPA is per definitie tijdelijk. Binnen vijf jaar moet je de activiteit alsnog in het omgevingsplan verwerken. En als er sprake is van nationaal belang, wordt het ministerie van VRO bevoegd gezag en heeft de gemeente alleen nog een adviserende rol.’

Het projectbesluit biedt een alternatief dat vooral bij grotere of urgente uitbreidingen aantrekkelijk kan zijn. ‘Met een projectbesluit kunnen we meerdere activiteiten en gemeenten in één keer meenemen. Het nationale belang staat dan centraal en gemeenten hoeven niet elk afzonderlijk de afweging te maken. Voor ons schept dat duidelijkheid en voor gemeenten kan het prettig zijn dat ze vooral vanuit hun eigen lokale belang hoeven te adviseren.’ Ook in Woensdrecht wordt dit gezien als aantrekkelijk. Nieuwe activiteiten, zoals de schietbaan, kunnen direct worden verbonden aan bredere gebiedsontwikkelingen of koppelkansen.

Toch plaatst Oortwijn hierbij een kanttekening: ‘Een projectbesluit kan tempo maken en samenhang bieden, maar uiteindelijk moet alles alsnog landen in de omgevingsplannen van gemeenten. Het is dus geen eindpunt, maar een tussenstap.’

Werkplaats leren

Om al deze afwegingen te kunnen maken, is de Werkplaats Woensdrecht opgezet. Defensie, gemeente, ILT, VRO en het Rijksvastgoedbedrijf werken er samen aan een praktische aanpak. Ook het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) en wetgevingsjuristen die aan de Omgevingswet hebben meegewerkt, zijn betrokken. ‘Dat is geen luxe,’ zegt Oortwijn. ‘De wet is op sommige punten niet zwart-wit geformuleerd. Een belangrijk doel is kennisopbouw: partners moeten dezelfde interpretatie van de Omgevingswet hanteren, ook waar de regelgeving ruimte laat voor uitleg. Daarnaast worden knelpunten uitgewerkt, zoals de omgang met overgangsrecht, stikstofeffecten en het delen van gerubriceerde gegevens. In het begin leefde nog het idee dat alles bij ILT zou liggen. Nu zie je dat het gelijkwaardiger wordt opgepakt en dat we gezamenlijk een aanpak ontwikkelen. Dan helpt het als je samen met de mensen die de wet hebben geschreven kunt kijken wat er bedoeld is. We willen voorkomen dat iedere partij een eigen interpretatie kiest. Zo zorgen we voor duidelijkheid.’

De werkplaats is behalve een juridische oefening ook een oefening in samenwerking

De werkplaats heeft daarmee niet alleen een lokale betekenis, maar fungeert ook als praktijktoets van de Omgevingswet. De ervaringen die in Woensdrecht worden opgedaan, kunnen leiden tot verduidelijking of aanscherping van regels. ‘Wat we hier uitwerken, kan handvatten geven voor andere defensielocaties, maar ook richting het rijk. Als wij ergens vastlopen, kan dat aanleiding zijn om de regelgeving te verduidelijken.’

Kaart bovenregionale en locatiespecifieke behoeften militaire activiteiten. Bron Ontwerp Nationaal Programma Ruimte voor Defensie.

Stapsgewijs proces

Het proces verloopt gefaseerd. In de eerste fase stond kennisdeling centraal: alle partijen moesten op hetzelfde niveau komen in de toepassing van de Omgevingswet. Nu worden concrete casussen uitgewerkt, zoals de schietbaan. Daarbij komen praktische kwesties naar voren, zoals overgangsrecht en stikstofeffecten. Een lastig punt is de omgang met gerubriceerde gegevens. Oortwijn: ‘Niet alles wat wij onderzoeken kunnen we zomaar delen met de gemeente of de omgevingsdienst. Dat vraagt om een slimme werkwijze: hoe zorgen we dat het bevoegd gezag voldoende informatie heeft om een besluit te nemen, zonder dat we vertrouwelijke gegevens openbaar maken?’

Hoewel de werkplaats nu vooral juridisch en procedureel is, komt participatie onvermijdelijk in beeld. Oortwijn: ‘Het uitgangspunt is dat we transparant willen zijn. Een kleine wijziging midden op de basis merkt niemand. Maar een schietbaan aan de rand van het terrein heeft wel degelijk invloed. Dan moet je omwonenden en bedrijven zorgvuldig meenemen. We zien dat Defensie dat heel serieus en zorgvuldig aanpakt. De gemeente is daarin de logische partner, want die heeft het participatiebeleid richting inwoners in handen.’

Daarmee is de werkplaats meer dan een juridische oefening. Het is ook een oefening in samenwerking: tussen rijk en gemeente, tussen beleid en praktijk, en uiteindelijk ook met de omgeving. Oortwijn: ‘In het begin lag de reflex nog bij: we stemmen af met ILT en dienen de aanvraag in en wachten hoe zij de vergunning uitwerken. Nu zie je dat we meer gelijkwaardig samenwerken in het vergunningtraject met inachtneming van ieders rol. Dat is misschien wel de grootste winst van de werkplaats tot nu toe.’

Ruimte voor Defensie vraagt zorgvuldige snelheid

De uitbreiding van Defensie vraagt om tempo, maar ook om draagvlak. Kolonel Jos van der Leij (Ministerie van Defensie) over het zoeken naar balans tussen urgentie, participatie en planologische complexiteit. 

‘We kunnen niet jaren over besluitvorming doen. Er is nationaal en internationaal een breed besef dat snelheid noodzakelijk is,’ zegt Van der Leij. Tegelijkertijd moet het proces zorgvuldig verlopen en passen binnen de Omgevingswet. ‘Gemeenten en provincies blijven betrokken, ook bij een nationaal instrument. Het gaat erom welk proces het beste past om tijdig te realiseren.’

Volgens Van der Leij vraagt de omvang van de opgave om maatwerk en dialoog. ‘We stemmen aan de voorkant af wat kan en wat niet. Daarbij is nadrukkelijk gekeken naar hinder voor omwonenden en mogelijkheden om maatschappelijke opgaven te combineren.’ Ook in Woensdrecht, waar Defensie al actief is, speelt samenwerking een sleutelrol. Daar worden koppelkansen verkend met onder meer woningbouw, natuur en infrastructuur. Toch blijven pijnlijke keuzes onvermijdelijk. ‘Het verschil zit tussen op afstand kijken of met een boer aan tafel zitten die moet vertrekken. Dat zuur kun je niet wegnemen, maar we proberen het zo transparant en eerlijk mogelijk te doen.’ Van der Leij blijft optimistisch: ‘Het is veel werk, maar we zetten stappen en ervaren veel medewerking. Los van de direct gedupeerden snapt Nederland wel dat dit nodig is.’

Lees het volledige interview met kolonel Jos van der Leij in ROmagazine oktober 2025.

Gerelateerde Artikelen