De vraag ‘Waar kan wat?’ stond centraal tijdens de Ruimtedialoog van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op donderdag 28 november 2024 in Den Haag. In de aankondiging stond dat onderzoekers het gesprek zouden aangaan over de ‘ruimtestress’ van dit tijdperk – veroorzaakt door de toenemende claims van woningbouw, energie, infrastructuur, landbouw en natuur. Defensie en economie ontbraken in die opsomming. Toch was er in de marge van het programma ruimte voor een deelsessie over economie: ‘Het belang van regionaal beleid voor het Nederlandse verdienvermogen’. Die sessie vormde mede de aanleiding om in deze jaargang van ROm structureel meer aandacht te besteden aan ruimtelijk-economisch beleid.
De afgelopen jaren lag de focus van het PBL minder op de economische concurrentiepositie van Nederland en meer op brede welvaart. Maar brede welvaart moet worden geschraagd door economische groei. Verdienvermogen is een van de centrale thema’s in de Ruimtelijk Economische Visie (REV), een belangrijke bouwsteen van de Ontwerp-Nota Ruimte. Omdat arbeid steeds schaarser wordt, noemt de REV productiviteitsgroei als expliciet doel. Maar economie vergt ook gewoon ‘voldoende en diverse ruimte’.
Toegevoegde waarde
Voormalig minister Micky Adriaansens schreef in het Programma Ruimte voor Economie (oktober 2023) – een voorloper van de REV – dat autonome groei en transities een toename van het economische ruimtebeslag van 2,5 procent (2023) naar 3 procent in 2050 kunnen vergen. Ter vergelijking: de agrarische sector beslaat afzonderlijk al zo’n 66 procent van het Nederlandse landoppervlak, aldus de minister destijds in een brief aan de Kamer.
Deze volgens economisch geograaf Paul Bleumink (Buck Consultants International) ‘inspirerende cijfers’ ontbreken in de in juni gepubliceerde REV. Wel bevat de visie een interessante grafiek over het aandeel van bedrijfstakken in de toegevoegde waarde van de economie. Daaruit blijkt dat de sectoren overheid en zorg, zakelijke dienstverlening en handel, vervoer en horeca samen in elke provincie meer dan de helft van de toegevoegde waarde genereren. De industrie staat landelijk met 12 procent op de vierde plaats, en is in Noord-Brabant met 20 procent zelfs de grootste sector – bovendien een stuwende.
De toegevoegde waarde van landbouw, bosbouw en visserij blijft steken op 1,8 procent. De Nederlandse landbouw is weliswaar zeer productief, maar de productiviteit per hectare is laag. Een hectare glastuinbouw levert meer op dan een hectare akkerbouw, maar zelfs dan blijft de totale bijdrage aan het bbp beperkt vergeleken met hoogproductieve sectoren als hightech of financiële dienstverlening. En dat terwijl de agrarische sector verreweg de grootste hap uit de ruimtetaart neemt.
Innoveren en verduurzamen
Betekent dit dat we toe moeten naar minder ruimte voor landbouw en meer ruimte voor hoogwaardige industrie en dienstverlening? Niet per se.
Macro-econoom Barbara Baarsma bepleit in de novembereditie van ROmagazine - geheel gewijd aan de REV van EZ - een ‘herallocatie van schaarse productiefactoren’ door randvoorwaardelijk beleid, niet door het kiezen van sectoren. De agrarische sector zou in dat verband (nog) productiever moeten worden – en zeker niet extensiever. Denk aan duurzame eiwitproductie; dat kan ook op bedrijventerreinen.
Traditioneel economisch beleid stuurde vooral op werkgelegenheid en toegevoegde waarde per sector, zonder expliciet rekening te houden met ruimtegebruik. Ruimtelijke ordening wordt vaak gezien als het streven naar een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving, maar veel minder als instrument voor economisch rendement. De REV probeert die twee werelden te verbinden door te pleiten voor sturen op productiviteit per vierkante meter. Dat past in een nieuwe, kwalitatieve benadering van ruimtelijke ordening, waarin schaarse ruimte optimaal wordt benut voor zowel economische als maatschappelijke doelen.
Het gaat om een licence to operate: bestaande sectoren moeten innoveren en verduurzamen
Terug naar de Ruimtedialoog. Het gaat dus niet per se om waar kan wat, maar om hoe wat waar kan. Het gaat om een licence to operate: bestaande sectoren moeten innoveren en verduurzamen. Dat is de impliciete boodschap van Baarsma. Ruimtelijke ordening is volgens haar een krachtig instrument om op die randvoorwaarden te sturen.
Hoe dat in de praktijk vorm krijgt, is al zichtbaar in metropoolregio’s als Arnhem–Nijmegen en Eindhoven, waar regionale meerwaarde een criterium is bij gronduitgifte. De rol van regio’s is cruciaal, want daar ontstaan de innovaties. Overal zitten ‘verborgen kampioenen’, benadrukte hoogleraar Gert-Jan Hospers een paar weken geleden tijdens het seminar Regio’s met lef – Ruimte maken voor de economie van morgen op de redactie van ROm en BT.
Maar waar woningbouw nog redelijk te plannen is, is de economie van regio’s niet maakbaar. Het vertrekpunt is de bestaande economische structuur en bevolking. Den Haag wil graag partner zijn en waar nodig de helpende hand bieden, verklaarde het ministerie van Economische Zaken tijdens het seminar, maar het initiatief moet in eerste instantie uit de regio’s zelf komen.
Op het seminar presenteerden drie regio’s hoe zij vanuit eigen kracht mogelijk de kampioenen van morgen zijn. West-Brabant, traditioneel agrarisch, zet in op plantbased food en non-foodtoepassingen met hogere toegevoegde waarde en toekomstperspectief. Bij het toedelen van kavels op het Agro & Foodcluster (AFC) wordt geselecteerd op bedrijven die binnen dat profiel passen – randvoorwaardelijk beleid in de praktijk.
Arnhem koos jaren geleden al voor ‘energie als economie’, voortbouwend op een rijk energieverleden. De energie-maakindustrie groeit en heeft inmiddels de hoogste productiviteit in de regio. Oost NL en City Developer-S herontwikkelen het oude KEMA-terrein tot Electricity Campus, mét randvoorwaardelijk ‘deurbeleid’.
Het voorbeeld van Circulair Friesland laat zien dat regionale veerkracht niet alleen schuilt in fysieke ruimte, maar vooral in samenwerking, ondernemerschap en durf om te kiezen.
De thema-editie van ROmagazine november 2025 biedt een rijk overzicht van hoe regio’s, bedrijven en bestuurders die nieuwe ruimtelijk-economische koers vormgeven – van de herpositionering van de maakindustrie tot de vernieuwing van de landbouw, van circulaire hubs tot kennisgedreven campussen. Zo wordt ruimtelijke ordening opnieuw het instrument om economische vernieuwing richting te geven.
