De verkiezingen waren spannend en lieten vooral zien hoe verschillend Nederlanders denken over de werking van de democratie. Extreemrechtse partijen als PVV, JA21 en FvD (samen goed voor 42 zetels) profileren zich met wantrouwen jegens de gevestigde politiek en Europese invloed. Hun boodschap is sterk nationalistisch en populistisch van toon: eenvoudige taal, ogenschijnlijk makkelijke oplossingen, vaak los van feiten. Opvallend is dat juist in deze partijen scepsis heerst over klimaat- en energiebeleid, waar anderen juist vaart willen maken.
Tegelijk speelt sociaaleconomische ongelijkheid een rol. Onvrede over immigratie en bestaanszekerheid komt vooral van lageropgeleiden en huishoudens met lagere inkomens. Deze kiezers vinden we niet alleen bij PVV en FvD, maar ook bij SP, PvdD en DENK. Opvallend genoeg heeft JA21 gemiddeld het hoogste huishoudinkomen, gevolgd door de VVD.
Ruim 80 procent van de kiezers steunt partijen die klimaat en energietransitie hoog op de agenda zetten
Gelukkig staat de scepsis over klimaat- en energietransitie bij deze partijen niet in verhouding tot de brede politieke steun voor deze opgaven. Zo’n 75 tot 80 procent van de stemmen ging naar partijen die verduurzaming hoog op de agenda zetten – van ambitieus (GL/PvdA, D66) tot pragmatisch (CDA, VVD). Kleinere partijen met een uitgesproken klimaatfocus, zoals ChristenUnie en Volt, versterken dit beeld.
Ook het bedrijfsleven en kennisinstellingen delen deze urgentie. Peter Wennink, voormalig bestuursvoorzitter van ASML, organiseerde met bedrijven, universiteiten en overheden 25 rondetafelgesprekken. Hun gezamenlijke oproep aan het nieuwe kabinet: zorg voor nationale regie, want decentrale processen stagneren door procedures en bezwaarprocedures. Wennink mist bovendien een debat over de toekomst van onze economie – en hoe Nederland straks zijn brood verdient.
Nationale regie is cruciaal: de energietransitie stokt door te veel procedures en bezwaren
Er klinkt dan ook een breed verlangen naar snelle kabinetsvorming. VVD en CDA lijken een samenwerking met GL/PvdA te mijden, waardoor JA21 als mogelijke partner in beeld komt (zij het niet in de Eerste Kamer). Op het vlak van energie en klimaatbeleid zijn VVD en JA21 vooral pragmatisch, met nadruk op betaalbaarheid, kernenergie en tijdelijke gaswinning. D66, GL/PvdA en in zekere zin ook het CDA leggen de focus op versnelling van de verduurzaming, strikte regelgeving en investeringen in duurzame technologie.
Met de brief van Wennink in het achterhoofd lijkt een kabinet met een sterke groene component het meest kansrijk. Een coalitie over rechts – met steun van JA21 en BBB – dreigt vooral vertraging op te leveren, niet alleen voor de energietransitie, maar ook voor andere complexe opgaven. De vraag is of VVD en CDA bereid zijn te bewegen naar links, en of GL/PvdA dat evenwichtig kan honoreren. Het politieke speelveld mag verdeeld zijn, maar de urgentie voor samenwerking rond klimaat, energie, sociale samenhang en economische veerkracht is groter dan ooit.

